|
|
weblog
archief oktober 2010
terug naar het bewijs »
17-10-10
Ergst
Eigenlijk had de man altijd wel een liedje in zijn hoofd. Dat hij liep te
hummen, te neuriën of te fluiten. Dat hem achtervolgde, in zijn eigen
achterhoofd, waar hij maar ging of stond. En zonder vragen iedere stilte
vulde. Terwijl hij dit schreef bijvoorbeeld was het een liedje van
Kinderen voor Kinderen. Altijd Wakker Met Een Wijsje In Mijn Hoofd,
namelijk.
Het was niet altijd even duidelijk waar het vandaan kwam, zo’n liedje.
Hij pikte het op van de radio, de achtergrond-drens in de supermarkt of
van iemand anders die het zong. Iemand anders die het humde, neuriede, of
floot. Het schoot hem te binnen omdat iemand iets zei, of deed, dat hem
aan een liedje deed denken. De man wist namelijk ook altijd overal wel een
liedje van. En zo’n liedje zat dan muurvast in zijn hoofd, waar het ook
vandaan kwam. Of hij dat nou wilde of niet. En soms wilde hij het dus níet,
want het waren nou niet altijd de meest verheffende liedjes. Dan was hij
bijvoorbeeld nét te laat bij de radio geweest om hem nog net op tijd uit
te zetten, en zat het liedje alsnog in zijn hoofd. En kreeg het er dan
maar weer eens uit.
Laatst was de man uit wandelen met een oude vriend, en kwam, naast de rest
van het leven, ook dit probleem ter sprake. Dat het toch vreselijk was,
beklaagde de man zich bij de oude vriend, dat zo’n liedje, dat je niet
eens leuk vond, maar zo in je kop bleef zitten. Zoals nu bijvoorbeeld de
wandelklassieker De Paden Op, De Lanen In. Steeds maar weer opnieuw. Maar
de oude vriend vond dat nog wel meevallen. Omdat het altijd nog erger kon.
Het Smurfenlied, vond hij daar een goed voorbeeld van. En daar had de oude
vriend een punt, merkte de man al meteen, want Vader Abraham wist de rest
van de dag van geen wijken. Sterker nog, sinds die dag troostte de man
zich bij ieder liedje dat hij niet in zijn hoofd wilde hebben met het idee
dat het dus altijd nog erger kon. En schakelde hij volautomatisch over op
Het Smurfenlied.
6-10-10
Complot
Het was een zomerse dag, zo tussen de druilerige weken vol herfst van de
laatste tijd. Een zwoele oase, was het. Goedgemutst en zonder jas fietste
de man van huis naar school, om zijn jongens op te halen. De zon scheen op
zijn bolletje en hij had meteen ook maar de zomer in zijn hoofd, waarom
niet? Nu kon het weer even, tenslotte. Kijk, daar fietste een leuke jonge
moeder, met haar dochtertje achterop. Een wat oudere vrouw, haar moeder
waarschijnlijk, de oma van het dochtertje, welwillend in haar kielzog.
Op zijn zomers gemak haalde de man het gezelschap in. Vriendelijk groette
hij de oma. Nam er bij wijze van spreken zijn hoed bij af, zo charmant. De
oma groette hem besmuikt glunderend terug.
Gezondheid! Riep hij joviaal naar de leuke jonge moeder, toen die bij het
passeren nogal hartstochtelijk nieste. En ondertussen broedde hij snel op
een leuk, toepasselijk grapje nog erachteraan. Een gezellig gesprekje, dat
ontbrak nog aan zijn geluk.
Maar aan haar vriendelijk doch beleefd ‘dank u’, hoorde de man
duidelijk dat de leuke jonge moeder hem zonder pardon in de categorie van
háár moeder had ingedeeld. De jongere oudere. En was het dus maar goed
dat hem zo snel geen leuk en toepasselijk grapje te binnen was geschoten.
Kon hij zich tenminste zonder al teveel decorumverlies uit de wielen
maken. Al kraaide het dochtertje achterop hem nog wel erg verstaanbaar
achterna dat die opa óók ging fietsen.
1-10-1
0
To
don't or not to don't
Zijn oudste zoon zat in groep acht, alweer. Wat ging het toch hard
allemaal.. maar goed, daar ging het nu niet om. Om hem voor straks in de
brugklas vast aan het verschijnsel te laten wennen, kreeg hij nu dan al af
en toe huiswerk mee. En de ouders, zo werd van school uit gemeld en
verzocht en gepamperd, mochten daar gerust bij helpen.
Ouderparticipatie, de man was er dol op. Zo had hij vorig jaar óók heel
wat onwillige uurtjes met zijn jongens aan de keukentafel doorgebracht.
Met zijn oudste om hem de tafels van vermenigvuldiging alsnog aan te
leren, bijvoorbeeld, want dat deden ze niet op school. Met zijn jongste om
hem leesbaar te leren schrijven, want dat hij dat niet kon was op school
nog niet opgevallen.
Dit jaar zou hij zijn zoon dus ook met alle liefde helpen met zijn
huiswerk. Zo hadden ze samen bijvoorbeeld al minstens tien spreekwoorden
en gezegdes met het woord ‘brood’ erin moeten verzamelen. Deze week
was het engels, en daar zag zijn jongen duidelijk behoorlijk tegenop. Hij
mocht namelijk niet zomaar met knippen en plakken Wikipedia overnemen, van
de meester, hij moest zélf een tekst verzinnen. In het engels. Over zijn
idool. En dat was dus ook meteen al de éérste moeilijkheid, want wíe
was nou zijn idool? Nu papa het blijkbaar niet meer was. Vrij snel nadat
de man zijn onaantastbaar geachte positie dan toch maar een beetje
beteuterd had afgestaan aan Tom Waits - nou ja, er waren mindere goden -
rezen er echter nog veel grotere moeilijkheden: zijn zoon bleek eigenlijk
nauwelijks engels te kennen. Essentiële werkwoorden als hebben en zijn,
en kunnen en doen, en willen en zullen, kon hij niet vertalen. Dat ‘ik
weet het niet’ I don’t know was, dat wist hij wel. Maar dan ging hij
er vanuit dat don’t ‘weten’ betekende. En know niet. Waaruit de man
gevoeglijk concludeerde dat het dit jaar dus de bedoeling was dat hij zoon
engels zou leren.
|
|
|