|
|
weblog
archief juni 2010
terug naar het bewijs »
30-6-10
Vóór achten
Bij wijze van experiment had de man deze week werkzaamheden buitenshuis.
Waarvoor hij nogal vroeg de deur uit moest. Veel vroeger dan zijn jongens
op school hoefden zijn. Zodat hij ze vanochtend dus, een tikkeltje
noodgedwongen, voor het eerst van zijn leven, alléén aan de ontbijttafel
achterliet. Aan hun lot. Heel vreemd, voelde dat. Maar zijn vrouw vond dat
het makkelijk kon. Voor een keertje. Voor dat halve uurtje. En.. nou ja..
dat vond de man dan ook maar.
Zijn jongens zouden vandaag dus niet alleen alleen naar school fietsen,
maar moesten ook zélf zorgen dat ze op tijd vertrokken. De man, hij zou
het maar eerlijk zeggen, had er een klein beetje een hard hoofd in. In dat
laatste vooral. Omdat het hem alle andere dagen, dat hij ze dus wél
gewoon als een zorgzame vader naar school bracht, nogal moeite kostte om
ze, zonder de sfeer al te erg te verpesten, op tijd gevoed en gekamd en
gepoetst en al, met hun tas ingepakt op hun fietsen te krijgen. Want als
hij ze niet iedere ochtend weer opnieuw stap voor stap voorkauwde of
snauwde wat ze moesten gaan doen, bleven ze hoogstwaarschijnlijk gewoon in
hun Donald Dukkies zitten lezen tot het weer donker werd. Daar zag het
vanmorgen ook naar uit.
Ja pap, doeg pap, tot vanmiddag pap, werd hem ten afscheid toegeeflijk
maar enigszins vermoeid toegezucht. Véél plezier. En daarna bogen ze
zich weer onverstoorbaar over hun lectuur. Zonder aandacht voor hun nog
meer dan halve boterhammen. Hun gevulde melkbekers. Hun oningepakte
tassen. Hun schoenen. De klok. Of wat dan ook. Maar hij moest het
loslaten, vond zijn vrouw. Dus dat deed hij.
Het was erg goed gegaan, met het alleen naar school vertrekken, stelden
zijn jongens hem gerust, toen hij er bij het afhalen naar vroeg. Héél
erg goed zelfs. Ze waren lekker vroeg op school geweest. Er was nog bijna
niemand. Omdat het nog vóór achten was. Omdat ze voor de zekerheid extra
vroeg waren vertrokken. En heel hard hadden gefietst.
Die waren dus, rekende de man even terug, zo stoer achteloos
onderuitgezakt als hij ze er ook aan had achtergelaten, van de
ontbijttafel opgesprongen zodra hij de deur maar in het slot had
getrokken. De paniekzaaiers.
25-6-10
Bagger
Nou was de man verdorie tóch nog op de kermis terechtgekomen. Niet uit
wispelturigheid, of om ondoorgrondelijk over te komen, maar gewoon per
ongeluk. Hij was met zijn jongste zoon naar de tandarts geweest, om een
gaatje te laten vullen, en die had nu, wegens betoonde moed, een ijsje
verdiend. En de ijscoman was in het centrum. Midden op de kermis. Vandaar.
Opgelucht dat het tandartsbezoek erop zat en opgetogen dat hij nog steeds
onder schooltijd op de kermis liep, leidde zijn zoon hem rond, langs alle
attracties die hij wel of niet bezocht had, met of zonder zijn broer. Gaf
uitgebreid tekst en uitleg over wat je waar kon doen, hoe dat precies
werkte en waarom, wat het kostte, en wat je ermee kon winnen. Wie van zijn
vrienden waarin was geweest en met wie en wat ze daaraan hadden
uitgegeven.
Ergens tussen gelaten en welwillend in liet de man het dan allemaal maar
over zich heen komen ook. De orgie van ordinaire kleuren. De in het felle
zonlicht nog fletse lichtjes. Het chagrijnig kermisvolk. De nu al half
bezopen terrastijgers, met hun rooie koppen.
Het ergst van alles vond hij de oorverdovende herrie. Er was zo goed als
geen publiek maar de muziek stond op volle kracht. Op oorlogssterkte.
Alsof het daar gezelliger van zou worden. Iedere attractie overstemde de
volgende weer met iets anders. En allemaal even hip, behalve een
danceversie van Koos Alberts, want verder herkende de man niets.
Of toch.. bij de Octopus hoorde hij iets bekends. Het was Tigerfeet. Van
Mud. Stijl-iconen uit zijn jeugd. Waarvan hij nu natuurlijk ook wel wist
dat ze gewoon een beetje armoeiig Elvis Presley na stonden te doen maar
waar hij toen helemaal gek van was.
Mud.
Really love, reallylovereallylovereallylove, really love your tigerfeet.
Nog altijd kreeg hij daar hetzelfde opgewonden, blije top 2000 á gogo
gevoel van als zeker vijfendertig jaar geleden. Alleen was er nu iets
vreemds mee aan de hand. Hadden ze nou verdorie van dit nummer óók al
weer zo’n hersendode, liefdeloze 140 bpm houseversie gemaakt? Was er dan
níets meer heilig?
Nee, hoorde man nu, dat was het niet. Ze draaiden gewoon de goeie ouwe
versie van Mud zelf. Maar dan bijna twee keer zo snel.
Doe-het-zelf-house.
En de man wist nu eigenlijk niet eens wat hij erger vond.
24-6-10
Vet leuk
Zelf moest hij er natuurlijk weer helemaal niks van hebben, van al dat
lelijke en luidruchtige, peperdure goedkope volksvermaak, maar zijn
jongens vonden het wel wat. De kermis. Dat ze er ieder jaar toch weer een
opwindend tetterend en zwaaiend middagje doorbrachten hadden ze dan ook
geheel en al aan hun moeder te danken.
Hun moeder en de eurodagen.
Want in feite dacht hun moeder er dus precies hetzelfde over, maar op de
eurodagen kostten de meeste attracties slechts één euro. En als het om
kortingen, afprijzingen en aanbiedingen ging was zijn vrouw een echte
vrouw. De man was dan weer een echte man. Die dacht gewoon dat dat dus nóg
bijna een rijksdaalder was, voor een krap minuutje op een opgevoerde
schommel of een waardeloos plastic prul. Maar zijn vrouw had dat er dan
nog wel voor over. Voor hun jongens. Al wisten die niet eens wat dat was,
een rijksdaalder.
Maar goed, de man snapte natuurlijk ook heus wel dat zijn jongens het wél
prachtig vonden en omdat ze nu toch ook al wat groter waren, was er
afgesproken dat ze woensdagmiddag, met ieder een tientje op zak, alléén
naar de kermis mochten. Om het te verkwisten. Vier-en-veertig gulden. En
úiterlijk vijf uur weer thuis, begrepen?
Met maar een heel klein beetje angst en beven liet de man ze gaan.
Erg leuk, hadden ze het gehad, vertelden ze bij thuiskomst. Héél erg
leuk. En het mooie was, glom de oudste, hij had nog víjf euro over. En de
jongste nog twee. En daar hadden ze natuurlijk best een ijsje van kunnen
gaan halen, zoals papa nu verbaasd suggereerde, maar daar hadden ze niet
aan gedacht.
Sorry.
Op de klok zag papa bovendien nu pas dat het dus ook nog helemaal
geen vijf uur was. Maar kwart vóór víer.
En in plaats van opgelucht en blij te bedenken dat zijn appeltjes dus
weer eens helemaal niet zo ver van de boom vielen als hij soms wel eens
dacht, en de kermis dus eigenlijk óók helemaal niet zó verschrikkelijk
leuk vonden.. stuurde hij ze hardvochtig terug.
Zijn jullie nou helemaal mal? Ruim een uur te vroeg terugkomen van de
kermis met een zak vol geld over? En niet eens een ijsje gegeten? Wegwezen
jullie! En je komt pas terug als je geld op is! Begrepen?
Waarmee dus in elk geval is aangetoond dat mannen óók best wispelturige,
ondoorgrondelijke wezens kunnen zijn.
22-6-10
Educatio
Officieel duurde het nog zeker twee weken, dacht hij, maar wat de school
van zijn jongens betrof was de grote vakantie dus eigenlijk al begonnen.
Dat wilde zeggen, ze werden nog wél op school verwacht, gelukkig, maar
geleerd werd er nu helemáál niet meer. Oók niet als er toevallig even géén
voetbalwedstrijd op televisie was. Tot het Grote Moment zelf dan
eindelijk aanbrak, om een uur of twaalf 's middags, was het louter nog
feestweek, sportdag en eindejaarsmusical wat de klok sloeg.
De man durfde het hardop niet meer te zeggen, en zeker niet waar zijn
vrouw bij was, maar het leek hem, in alle stilte, best een relaxed
baantje, het onderwijs.
Maar goed.
Vandaag gingen zijn jongens dan de hele dag naar het strandje. Om afscheid
te nemen van de achtstejaars. En moesten ze zwemspullen en droge kleren
meenemen.
Van de oudste wist de man dat. Die had daar namelijk een briefje over
gekregen.
De jongste had dat briefje óók wel gekregen natuurlijk, maar was dat
waarschijnlijk kwijtgeraakt. In het grote mysterieuze zwarte gat waar hij
zichzélf nog eens keer in zou verliezen als hij niet oppaste, maar waar
hij dan in elk geval zacht terecht zou komen op een dik matras van
miljoenen kwijtgeraakte brieven, briefjes en infobulletins en vergeten
gym- en zwemspullen.
Of hij niet óók zwemspullen en droge kleren mee naar school moest nemen,
had de man vanochtend aan de ontbijttafel nog gevraagd, aan zijn jongste.
Maar nee, dat hoefde niet. Want zíjn klas ging níet naar het strandje.
Wat ze wel gingen doen dat wist hij niet, maar ze gingen níet naar het
strandje. En ja, dat wist hij zeker: Hij had toch geen briefje?
Dus daar stond hij nu, op het schoolplein, zonder zwemspullen en droge
kleren, zijn jongste zoon. Heel stoer niet beteuterd te zijn.
Dat hij de zwemspullen vanochtend makkelijk nog even naar het
strandje kon komen brengen hoor, stelde een moeder de man gerust. Omdat ze
toch pas na de lunch gingen zwemmen.
Maar dat hij daar dus helemaal geen zin in had, legde de man haar uit,
omdat dit namelijk niet de eerste keer was dat zijn jongen van alles en
nog wat vergat of niet gehoord had. Dat hij maar in zijn onderbroek ging
zwemmen.
De moeder was nu wél een beetje beteuterd. Ze vond hem niet zo’n leuke
vader, dat kon de man wel zien. Zelf vond hij zich de rest van de dag ook
niet zo’n leuke vader trouwens. Maar hij troostte zich met de op niets
gebaseerde gedachte dat hij in elk geval opvoedkundig goed bezig was
geweest.
1-6-10
Fukkeduk
Bokito was terug in de tuin. Alweer een tijdje eigenlijk. Gezellig, vonden
de man en zijn jongens dat wel. Bokito was een eend, voor de
duidelijkheid. Een vrouwtjeseend. Die haar naam te danken had aan de nogal
doortastende manier waarop zij het brood uit je handen kwam eten. Het
beest zag er namelijk geen probleem in daarvoor met veel ongeduldig geraas
een meter omhoog te springen, wat voor kinderen al gauw neerkwam op een
hoop gefladder en gesnavel op ooghoogte. Wat minder manse vriendjes van
zijn jongens al meer dan eens behoorlijk aan het schrikken had gemaakt. Op
zijn zachtst gezegd. Zijn jongens zelf ook hoor, trouwens.
Nadat de kat haar een keer aarzelend op de nek was gesprongen had Bokito
het beledigd een tijdje af laten weten, maar nu was ze dus weer terug. Nog
altijd zo’n beetje de oude. Elke dag waggelde ze een paar keer gezellig
snaterend de tuin in, met haar mannetje, tegenwoordig, tot aan de
achterdeur aan toe als dat moest, om een boterham te vragen. Nou ja.. te
eisen. Maar het gaf de man wel een behaaglijk buitengevoel, om zo in zijn
eigen tuin zijn eigen eenden te voeren, en zijn jongens vonden het al net
zo prachtig, dus vooruit maar.
Vanmiddag hadden ze samen een handjevol vriendjes over de vloer, in de
tuin, in de boot, op het punt om uit te varen, toen Bokito langs kwam
peddelen. Met haar mannetje. Dus dat nummer moest even geshowd worden en
met waarderende belangstelling keken de vriendjes toe hoe zijn jongens met
enig bravoure de eenden als gedresseerd om de beurt stukjes brood uit de
lucht lieten happen. En hoe doodgemoedereerd ze uit hun hand kwamen eten.
Wat een lieve eendjes.
Eenmaal weer terug in het water liet het mannetje van Bokito zich echter
opeens van een heel andere kant zien. Opgewonden kwakend besteeg hij
daadkrachtig een tot dan toe nietsvermoedend passerende, wildvreemde
vrouwtjeseend. Niet eens zijn eigen Bokito. Nog wel altijd even
belangstellend gadegeslagen door zes paar glimmende jongensogen,
overigens. Misschien nog wel ietsje belangstellender zelfs.
Nu gaan ze neuken, liet een vriendje zich verlekkerd ontvallen. Nu gaan ze
páren, hoopte hij er haastig achteraan dat de man het misschien wel niet
gehoord had.
Het ging er nogal ruig aan toe, in het water. De vreemde vrouwtjeseend had
er luid en duidelijk niet zo’n zin in, maar haar protest werd met harde
snavel diep onder water gesmoord. Het arme beest verzoop misschien wel, zo
lang als het allemaal duurde. Het was maar goed, dacht de man, dat Femke
Halsema het niet zag, want de premier was hier een kleine jongen bij. En
ergens had hij zelf ook wel het gevoel dat hij er iets opvoedkundigs van
moest zeggen. Maar wat?
Voordat hij iets bedacht had was het trouwens alweer voorbij.
En hadden zijn jongens en de vriendjes innig tevreden vastgesteld dat de
eend nu wel eieren zou gaan leggen.
Dus ach..
|
|
|