weblog archief januari 2010                        terug naar het bewijs »




28-1-10

Tsjing! Boem!
Na een jaar algemene muzikale vorming met veel blokfluit én nog enig vijven en zessen had de man zijn jongens vorig jaar zover gekregen dat ze allebei een oriënterend jaar muziekles zouden volgen. Een halfjaar muziekinstrument één, een halfjaar muziekinstrument twee. En dan kiezen.
Voor zijn jongens had dat niet gehoeven. Die wisten het zó ook wel, wat ze wilden. De oudste piano, de jongste drummen, namelijk. Maar ja. Wáár liet je in vredesnaam een piano? Om van óók nog een drumstel nog maar te zwijgen. En wat het laatste betreft zag de man ook wel een klein beetje op tegen de verschrikkelijke afschuwelijke en oorverdovende takkeherrie die dat ging geven. Vandaar dat hij zijn oudste maar voorál zijn jongste erg had aangemoedigd toch zéker ook een half jaartje gitaar te proberen. Want een gitaar, bejubelde de man enthousiasmerend, was óók een héél leuk instrument. Je kon er al snel een liedje op spelen, je kon er bij zingen en je kon hem overal mee naar toenemen. Dat kon met een drumstel niet. En met een drumstel móest je altijd in een bandje spelen, want in je eentje een beetje zitten drummen, daar was niks aan natuurlijk. Met een gitaar had je verder niemand nodig.
Zijn jongste vond het geen sterke argumenten. Het leek hem ook juist hartstikke léuk om in zijn eentje een lekker potje te gaan zitten drummen dus het was vooral omdat hij wel aanvoelde dat hij weinig keus had dat hij instemde met het plan van zijn vader. En zo had hij zich de afgelopen maanden dan aan de gitaar gewijd. Hij kende al snel een paar akkoorden, vond het stiekem ook best wel een beetje stoer staan en bleek er ook gerust wel enige aanleg voor te hebben. En omdat het dus allemaal zonder noemenswaardig mopperen en protesteren verliep, begon de man al stilletjes te hopen dat zijn plannetje misschien wel zou slagen, en dat de keuze op de gitaar zou vallen.
Maar vanmorgen roffelde zijn zoon luidruchtig een langgerekte break op de ontbijttafel, als intro voor de opgetogen mededeling dat hij vanmiddag zijn láátste gitaarles had. En dat hij volgende week dus éindelijk ging drummen! Joepie!!
De man ging maar eens nadenken of hij nog een drumstel kon inpassen op de bovenverdieping. Nu hij toch weer aan het verbouwen was.

27-1-10

De man in huis
De middag liep op zijn einde. De man was in de keuken in de weer, met broccoli en prei, maar wachtte ook een klein beetje op zijn vrouw, die nu toch wel bijna thuis zou komen. Hij was namelijk nogal in zijn nopjes omdat hij boven in de slaapkamer met klussen was begonnen vandaag. De afgelopen week had hij al wel flink wat heen en weer gesjouwd, met bedden en buro’s en linnenkasten, om de slaapkamer helemaal leeg te krijgen en de bovenverdieping te reorganiseren zonder in te leveren op het aantal slaapplaatsen in huis, maar vandaag had hij dan een begin gemaakt met het strippen van plafond en wand. Enorme hoeveelheden zachtboard en gipsplaat had hij verwijderd. En daarbij was hij ook nog op een leuke verrassing gestuit waarvan hij nu erg benieuwd was wat zijn vrouw ervan zou vinden. Vandaar.
Daar zag hij haar de auto al inparkeren. Zich verkneukelend wachtte hij op het geluid van de voordeur om haar meteen mee naar boven te nemen om zijn vorderingen en zijn ontdekking te laten zien. Maar het geluid van de voordeur bleef uit, want in plaats van uit te stappen, zag hij nu, zat zijn vrouw in de stilstaande auto te sms-en. Het schermpje verlichtte haar gezicht in het donker van de avond. En toen ze minuten later eindelijk wél binnenkwam, en naar hem toeliep in de keuken, kreeg hij niet de kus die hij verwachtte maar moest zijn vrouw eerst nog een paar keer bellen, voor haar werk, met haar telefoon aan de lader, omdat haar batterij leeg was. De lader in het stopcontact boven het aanrecht, waar hij om één of andere reden altijd in zat.
Dus daar stond zijn vrouw. Te bellen en te sms-en. Voor haar werk. Mídden in zijn keuken, leunend tegen zíjn aanrecht, zónder aandacht voor hem en vréselijk in de weg.
Zuchtend en mopperend redderde de man een beetje om haar heen, om potten, pannen en schalen vanachter haar weg te pakken.
Of dat per se híer moest, liet hij zich uiteindelijk ontvallen. Waarop zíj met een geërgerd gebaar de lader uit het stopcontact trok en snuivend naar elders beende. Wat hém dan weer in het verkeerde keelgat schoot zodat hij háár iets hatelijks nariep over eindelijk thuis, bellen, sms-en, belangstelling en gedag zeggen. Je lijkt wel een vént, riep hij tot besluit.
Waar dát nou vandaan kwam.. hij wist het niet. Hij leek verdomme wel een wijf.

21-1-10

In het wild
Het blééf toch één van de leukste dingen, vond de man, om je kinderen in het wild te zien. Als je er zelf niet bij was. Het resultaat van al je opvoedkundig zwoegen. Jammer dat het zo weinig gebeurde. Omdat je er altijd bij was natuurlijk, of juist niet, dus. Bijna nooit iets ertussenin. Dat je er wél bij was, maar toch ook een soort van níet, zeg maar.
Met een zoen had de man zijn jongste zoon vandaag bij gitaarles afgeleverd, dag jongen, veel plezier en tot straks, en vertrok meteen weer om, vóór hij hem op kwam halen, snel nog even de boodschappen te doen. Ook wat dat betreft was twintig minuten net niks natuurlijk, maar goed. Hij was de hoek om, uit zicht, op weg naar de uitgang, en hoorde zijn zoon op de achtergrond nog net een gesprek beginnen met de mevrouw die daar elke week zat, op háár kind te wachten waarschijnlijk. En omdat hij het dus zo leuk vond, zijn kinderen in het wild, hield hij zijn pas in en bleef staan, ondertussen zogenaamd een tijdschrift doorbladerend, om zich voor de andere mensen een houding te geven.
Dat hij nu een half jaar gitaarles had, vertelde zijn zoon desgevraagd, maar dat hij over twee weken een half jaar ging drummen. Om dát uit te proberen. Dat hij de gitaar van opa had gekregen, die hem in een arm land voor een prikkie had gekocht, want dat opa nogal van het reizen was, samen met oma, in een busje. En dat een vriend van papa, de gitarist van zijn vorige bandje, uit Den Haag, die nu in Afrika woonde, er nieuwe snaren op had gezet. Dat er trouwens ook nog een andere zanger bij dat bandje had gezeten, ook uit Den Haag. En dat de tas uit de kringloop kwam.
En zo keuvelde dat nog een tijdje zéér wijdlopig door. Reuze gemoedelijk.
Terwijl de man om het hoekje zogenaamd stond te bladeren.
En ja hoor, dáár schoot zijn vaderhart weer vol.
Met zachte, warme golven.

19-1-10

Koning
De man stond bij de toonbank. Hij had een cdtje uitgezocht en wilde dat betalen. En al was hij de enige klant in de winkel, toch moest hij wachten, omdat de verkoopster aan de telefoon was.
De man vond het niet erg om even te wachten. Hij keek ondertussen gewoon naar de dvd die achter de toonbank werd afgespeeld en probeerde niet al teveel met het gesprek mee te luisteren. Dat was nog niet zo makkelijk omdat het, zag hij nu pas, een dvd van de Toppers was. Waar de verkoopster dus bovenuit moest zien te komen.
De man hoopte nu toch opeens wel dat het gesprek snel klaar zou zijn, hij hield niet van de Toppers, al hoorde hij nu dus ook opeens dat het eerder het soort gesprek was dat eeuwig door kon gaan. Een ik zeg hij heb en hun zeggen gesprek, was het. Met de stiltes van hoek tot hoek oorverdovend gevuld door de Toppers.
De man wilde weg.
De verkoopster had het blijkbaar gemerkt want ze pakte nu het lege doosje en zonder haar gesprek te onderbreken zocht ze de cd uit de la. Met één hand wist ze die uit het plastic hoesje en in het lege doosje te wurmen, zonder het te laten vallen, en nog altijd doorpratend scande ze de barcode en tikte het bedrag in op de kassa toen ze zag dat de man met een bankpas in zijn hand stond. Uit een kort knikje maakte de man op dat hij zijn pas door kon halen, hij tikte zijn pincode in en wachtte op zijn cd.
De verkoopster wapperde met haar hand. De man kon de andere kant van de lijn nu ook horen, de Toppers zaten tussen twee medleys in.
Pas toen de verkoopster zelf alweer aan het woord was maar nog altijd met haar hand wapperde, begreep de man dat hij nog op ja moest drukken. Dat vergat hij nou altijd, probeerde hij in zijn blik te leggen. De verkoopster glimlachte, maar de man wist niet zeker of dat voor hem, of voor de andere kant van de lijn was bedoeld. Met de telefoon tussen wang en schouder gedrukt deed de verkoopster de cd met de bon in een plastic tasje, dat ze eerst vragend omhoog had gehouden en met een kort knikje ten afscheid overhandigde ze het de man.
De transactie was afgerond.
De man wist niet precies hoe híj nu gedag moest zeggen. Hij wilde niet door haar gesprek heen praten, maar een hand opsteken was ook weer zoiets. Hij deed maar iets van een knikje, maar de verkoopster had zich al omgedraaid.
De Toppers zongen Never can say goodbye.
De man zette zijn kraag op en stapte de kou weer in. Hij hoopte maar dat het een héél goed cdtje was.

18-1-10

Verlenging
Goed, omdat het dus niet overging, het lichamelijk ongemak, en hij er maar mee om moest leren gaan, er vooral vérder mee moest leven, moest de verbouwing ook maar weer eens een beetje op gang komen, vond de man. Zijn vrouw was het er maar matig mee eens, die zag nogal op tegen de rommel en het stof en de beren op de weg en was bovendien bang dat hij zichzelf misschien overschatte, maar als hij dan tóch begon, dacht de man groots en meeslepend verder en dwars door haar bezwaren heen, dan óók maar meteen met de bovenverdieping.
Grote plannen, had hij daarmee, te beginnen met de slaapkamer vóór. De ouderlijke slaapkamer. Die moest dus helemaal leeg. Zijn vrouw en de man zouden dan zolang in het kamertje van de jongste slapen, en die zou weer tijdelijk bij zijn broer intrekken, dan zette de man voor die tijd gewoon het stapelbed weer in elkaar. Een flinke operatie, alles bij elkaar, want er moest nogal wat ingedikt en verschoven worden. En daar ging hij vandáág mee beginnen.
Als eerste zou hij vanochtend de zolder op gaan, voor de verlengstukken van het stapelbed. En dan zou hij meteen in één moeite door de koffers en de dozen met kerstspullen eens even terugzetten want die stonden ook alweer anderhalve week maar een beetje in de weg te staan op de overloop. Sloeg hij twee vliegen in één klap.
Meteen na de koffie beklom de man voorzichtig het laddertje door het luik naar de koude en donkere zolder, zette eerst de koffers en de dozen met kerstspullen terug op hun plek en bukte en kroop daarna zuchtend en steunend helemaal naar achteren, naar het uiterste puntje van zijn huis, want dáár had hij de verlengstukken neergelegd. Tenminste, dat dacht hij. Hij meende het zelfs zeker te weten. Maar ze lagen er niet. Ook niet in de buurt, zag hij na wat schuiven en sjorren aan dozen en kratten. Ook niet op alle andere plekken waar hij zo één twee drie kon kijken. Ook niet op plekken waar hij ze zéker niet had neergelegd. En omdat hij ze, weer naar beneden geklommen, elders in huis ook nergens kon vinden, zat er nog maar één ding op en dat was de hele zolder overhoop halen.
En dat had de man vandaag dus gedaan, met zijn tijd.
Alle dozen, kisten, koffers en zakken waren open en van hun plaats geweest. Hij was van álles tegengekomen, behalve de verlengstukken. Zonder welke hij het stapelbed niet op kon zetten zodat hij de jongenskamer niet kon verplaatsen waardoor hij de slaapkamer niet leeg kon halen en hij dus zijn hele verbouwing niet kon beginnen. Dat kon je gerust vruchteloos zoeken noemen.
Maar goed, de kerstspullen stonden weer boven op zolder. En dat was ook wat waard.

14-1-10

Aan de kant
Van de week keek de man een damesblad in. Of nou ja, een echt dámesblad was het eigenlijk niet, dat mocht je vast niet zeggen, het was het voormalig feministisch maandblad dat tegenwoordig, zo meldde de slogan onder het nieuwe logo, de vrouwelijke opinie aan de man bracht. Hij kende het blad wel natuurlijk, hij las er wel eens vaker in, als hij het toevallig tegenkwam, zoals nu, maar dit was een erg bijzonder nummer want, waarschuwde een felroze stickertje, het ging hélemaal over mannen!
Hoei! Dat wás me wat. Dat was weer eens iets anders, blijkbaar.
Je kon het aan de omslag trouwens ook van verre al zien want daar stond paginagroot het zwart pictogram van een stropdas op, als blikvanger. Logisch natuurlijk: mannen dragen stropdassen. Net als vrouwen netkousen. Met hoge leren laarzen.
Nou, de man was benieuwd. Het ging over het welbevinden van de man in het algemeen. Daar had het vrouwenblad onderzoek naar gedaan, met een enquete, onder mannen. Konden de mannen het allemaal nog wel een beetje bijbenen, vandaag de dag? Konden ze wel wennen aan al die geëmancipeerde vrouwen? Waren ze nog gelukkig met hun eigen vrouw, nu die een carrière had? Deden ze wel genoeg in het huishouden? En konden ze het wel verdragen dat hun vrouw misschien wel méér ging verdienen dan zij? Of dat zíj het initiatief nam in bed?
De man ging er eens goed voor zitten, dit ging tenslotte over hem. Het was, las hij nu ook pas goed, zelfs een ode, aan het mannelijk geslacht.
Dat mannen dus eigenlijk wel gelukkig waren, met de hele situatie en de geëmancipeerde vrouw, was de uitkomst van de enquete. Dat zij dat althans bewéérden, tegen het vrouwenblad, schreef het vrouwenblad, en dat dat natuurlijk al een héle vooruitgang was omdat mannen nu dus in elk geval wel de sociaal wenselijke antwoorden wisten op te lepelen, al bleef het natuurlijk de vraag wat ze er nou precies van méénden.
Nou, dacht de man, dat was een goed begin. Zet je een hele enquete op touw, met sociaal wenselijke antwoorden en al, en dan trek je daarna meteen op pagina één de betrouwbaarheid van je respondenten in twijfel omdat ze antwoorden geven die niet helemaal voldoen aan het pleistocene manbeeld dat je blijkbaar als uitgangspunt had genomen.
Geboeid las de man verder.
Dat mannen wel bewéérden dat ze het prima zouden vinden wanneer hun vrouw meer zou verdienen dan zij, bijvoorbeeld, maar dat er natuurlijk maar afgewacht moest worden of dat nog steeds zo was wanneer het ook echt gebeurde..
Hetzelfde gold uiteraard voor het achteruit laten inparkeren van hún auto. Eérst zien, dan geloven.
En dat ze dan wel braaf de carrièrevrouwen van de wereld beweerden te bewonderen, maar dat hun ideale vrouw er toch maar mooi als Yvon Jaspers uitzag. En níet als Neelie Kroes. Ha!
Dat mannen wel zéiden dat ze hun vrouw het liefst gewoon in een broek met een trui zagen, maar dat dat natuurlijk vreselijk hypocriet was omdat ze verderop in de enquete, waar het over sex ging, juist zeiden dat ze hun vrouw het liefst uitdagend gekleed zagen! Zo! Die zat!
En zo ging dat nog een paar onderwerpjes door. Maar de man had er geen zin meer in. Het themanummer gíng helemaal niet over mannen. Het ging gewoon over vrouwen.
Zuchtend legde de man het blad opzij.

13-1-10

Heen & weer
Sinds het almaar zo koud en glad was buiten waren zijn jongens allebei al een paar keer pijnlijk onderuit gegaan met hun fiets, op weg van huis naar school of weer terug. En omdat ze daar dus schoon genoeg van hadden was besloten voorlopig maar van en naar school te lopen, zó ver was dat tenslotte ook weer niet, er moest ’s ochtends misschien alleen iets eerder van huis vertrokken worden.
Hoewel het hele gedoe van fietsen uit het schuurtje pakken, fietssleutel kwijt, lichtjes aanklikken en lichtjes vergeten of verkeerde lichtjes gepakt dan weer kwam te vervallen dus in tijd maakte het waarschijnlijk niet eens zo gek veel uit. Zou het lopend nog wel eens sneller kunnen zijn ook, bedacht de man achteraf.
Maar goed.
In elk geval waren die wandelingetjes naar school, door de koude ochtendschemer, nogal gezellig uitgepakt. Niks geen geruzie over wie er naast papa mocht fietsen of wie er véél te langzaam vlák voor de ander reed en wie wie nou precies had afgesneden en waar.. één en al gemoedelijkheid. Sámen door het donker, het gevaar trotserend, op een barre tocht naar school.
Papa liep zelfs opeens weer hand in hand met aan iedere kant een jongentje. Dát was lang geleden! Het paste bijna niet meer, vanwege die grote, stugge handschoenen die ze tegenwoordig aanhadden, maar daar líep hij hoor, trots als een pauw en net als vroeger. Uitgebreid keuvelend over van alles en nog wat. Héérlijk, vond de man het. Kon hij éven net doen alsof de tijd níet voorbij was geraasd. Alsof ze niet alweer bijna groot waren, maar gewoon nog zijn peuter en kleuter, net als gisteren.
En al was het vandaag niet echt meer nodig, waren alle wegen nu wel zo’n beetje schoon gereden, papa dacht dat het voor de zekerheid misschien toch beter was nog maar een dagje te lopen.
En zijn jongens waren het gelukkig van harte met hem eens.

11-1-10

Flaptekst
Zijn dochter kon zich er in haar recente puberverleden al bijzonder smakelijk zuchtend en tuttend aan ergeren, die kon er al vroeg met wanhopig ten hemel geslagen blik en het schaamrood op de kaken zo heerlijk niet bij staan te horen, en laatst meende hij trouwens nog eens gemerkt te hebben dat ze dat tegenwoordig ook zo af en toe maar nauwelijks kon onderdrukken maar dat had het er eerlijk gezegd altijd alleen maar leuker op gemaakt.
Vandaag had hij zelf misschien ook wel graag even een stukje opzij willen gaan staan, van zichzelf. Aan de balie van de boekwinkel, waar hij een mooi, dik en luxe uitgevoerd boek als cadeautje wilde laten inpakken, voor zijn vrouw. Eigenlijk waren het zelfs twee boeken, samen in een doos. Een verzameld werk zogezegd. Zijn vrouw en de man waren deze dagen achttien jaar bij elkaar, vandaar, dat mocht wel wat kosten.
Of het een cadeau voor een heer was, of een cadeau voor een dame, vroeg de vriendelijke verkoopster. In verband met de kleur van het papiertje natuurlijk, en het lint. Maar de man hoefde al geen antwoord meer te geven want, liet de vriendelijke verkoopster er onmiddellijk op volgen, het damespapier was op. Er was alleen nog heren.
En híer kon de man het dan dus weer niet laten met een jolige kwinkslag uit de hoek te komen. Hoewel zijn dochter er niet bij was hóórde hij haar zuchten en tutten.
Dat dat hélemaal niet erg was want dat het gelukkig een cadeautje was voor een héérlijke dame!! Schalde het met twee uitroeptekens door de winkel. Op maandagochtend.
Nog vóór de vriendelijke verkoopster hem wat ongemakkelijk lachend aankeek had de man zelf alláng gehoord hoe dat klonk, maar net te laat natuurlijk weer om het niet gezegd te hebben.
Dáár zag hij zichzelf staan. Met zijn grijze haren en zijn bruine boodschappentasje, dat hij net nog een beetje stram door de knieën naast zich op de grond had gezet. Daar stond een ouwe snoeperd! Het was de opmerking van een ouwe snoeperd.. De vriendelijke verkoopster dacht er precies zo over, dat zag de man heus wel. En zijn haastig opgehangen verhaal over zijn stoere vrouw en hemzelf en hun achttienjarig jubileum, dat maakte het er allemaal niet beter op.

9-1-10

Klunen
Eigenlijk had hij bedacht het er niet al teveel meer over te hebben. Het werd zo snel gezeur. Zelfmedelijden en zo. En hij had zich nou eenmaal voorgenomen er het beste van te maken. Dus.
Maar vanochtend werd voor het eerst deze winter de sloot achter hun huis weer beschaatst, zagen zijn jongens opgetogen, en die waren meteen niet meer te houden.
Vorig jaar was dat voor het eerst gebeurd, sinds ze hier woonden, op het platteland. Geweldig was dat geweest. De hele straat, de halve buurt had zich op het ijs verzameld en twee dagen lang was er gezamenlijk geschaatst. De man had ijshockeysticks gemaakt voor de kinderen, een buurvrouw verstrekte warme chocolademelk en weer een ander snert, of glühwein. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat waren zijn jongens buiten onder de pannen geweest. Zó uit de eigen achtertuin het ijs op. Met knalrode konen weer thuis gekomen. En ook zijn vrouw en de man hadden zich uitbundig in de winterpret gestort. Genoten hadden ze. Genoten had de man.
Maar vandaag had hij niet meegedaan. Hij had het niet aangedurfd, met zijn bejaarde heupen, op het gladde ijs. En tegen alle goede voornemens in had hij dat toch een klein beetje zielig gevonden, voor zichzelf.

7-1-10

In de familie
Als zijn jongens een film zaten te kijken, op tv, of één of andere serie, dan wilde het wel eens voorkomen dat zij iemand herkenden, op het scherm. Dan zagen ze bijvoorbeeld een figuur in een leren jas met opgezette kraag die erg zijn best deed om duister te kijken, onder het randje van zijn pet om het hoekje van de deur, met een neppistool zogenaamd in de aanslag, en dan riepen zijn jongens, bijna opgelucht in koor: Hé! Dat is de visboer van Minoes!
De kwaadaardige geleerde met een sikje en hele gemene en schadelijke plannen voor de wereld bleek al snel eigenlijk de winkelier van Pluk te zijn en weer een andere lomperik de kapper van Ja Zuster Nee Zuster.
Grappig, vond de man dat. En lief.
Zelf was hij de afgelopen dagen eigenlijk wel benieuwd geweest naar de eerste afleveringen van twee nieuwe, wéken voor aanvang al alom en luidkeels bejubelde televisieseries. Daar was hij dus maar eens voor gaan zitten en het was hem niet tegengevallen ook. Maar hij kon het toch ook niet laten enigszins verbaasd te constateren dat prins Bernhard dus gewoon de zoon van Annie MG Schmidt was.

6-1-10

Reflex
Met de lege boodschappentas opgevouwen onder zijn arm, wurmend aan zijn sleutelbos voor het boodschappenmuntje en ondertussen zijn fietssleutel eraan vastklikkend stapte de man neuriënd van goede zin de supermarkt binnen en kon nog net, nog nét een drol ontwijken. Dankzij een jarenoude, ingesleten supersnelle grotestadsreflex, die het blijkbaar nog altijd deed.
Een enorme drol die midden in de tochtsluis lag, middenop de deurmat, vlak voor de binnenste automatische deuren. En het was goed te zien dat niet iederéén die hem voor was gegaan zo’n handige supersnelle grotestadsreflex had.
Gadver! Een dikke, lichtbruine drol! Okerachtig, eigenlijk meer. Middenop de deurmat in de supermarkt.
Even keek de man naar de altijd wat ranzige dakloze krantenverkoper die onverstoorbaar als altijd zijn dankuwelalstubliefmantra zat te zingzeggen, naast de ingang, maar nee.. dat zou wel niet.
Daar had gewoon een hond zitten kakken.
Daar had dus iemand naar zijn hond staan kijken, of waarschijnlijk eerder zo’n beetje quasi afwezig de andere kant op, maar daar hád dus iemand naast zijn hond gestaan terwijl die een dikke drol zat te draaien. Een okerkleurige dikke drol. Middenop de deurmat ín de supermarkt. Vlak voor de deur. En die had dat vervolgens laten liggen, als de gewoonste zaak van de wereld. Als andermans probleem. Had zich misschien niet eens echt stilletjes uit de voeten gemaakt. Was misschien zelfs nog wel gewoon boodschappen gaan doen.
Iets anders kon de man er niet van maken.
Maar misschien was dat dan ook nog een grotestadsreflex.



5-1-10
 

Straatje

Je kwam toch ook wel weer voor lastige vraagstukken te staan, met die sneeuw en die ijzelzooi, vond de man.
Nadat hij zelf een paar keer bijna ongenadig onderuit was gegaan, op zijn eigen bevroren tuinpad, had hij namelijk schuldbewust schop en bezem ter hand genomen en de boel van de voordeur tot de stoep ijsvrij gehakt en geveegd. Om echte ongelukken te voorkomen. Niet alleen voor zichzelf en zijn gezin, maar ook voor bijvoorbeeld de postbode, waarvan hij net toevallig ook al had gezien dat die het tuinpad met angst en beven betrad.
Maar goed, nu dat er dan zo schoongeveegd bijlag, vond hij het eigenlijk weer een beetje een truttig gezicht.. alléén het eigen paadje. Van de voordeur tot de stoep en niet verder. En schoot hem trouwens ook het goed Hollands gebruik te binnen om de eigen stoep, langs het eigen erf, sneeuw en ijsvrij te houden. En dat als iedereen dat dan deed, iedereen ook veilig over straat kon. Dus, vervuld van idealisme en sociaal elan nam hij, samen met zijn zoon, opnieuw schop en bezem op, om ook de stoep langs zijn huis begaanbaar te maken.
En na een kwartiertje vlijtig hakken en vegen drong de vraag zich dan op: tot hoever te gaan. Want de buren links en rechts lieten de boel gewoon de boel. En om nou precies tot op de millimeter binnen de kadastrale erfgrens te blijven, met je sociale elan, dát had zoiets benepens.. vond de man.. Dat zag er meteen zo betuttelend uit ook. Zo ‘kijk míj nou eens een goed burger zijn’ en ‘dáár kan de hele stráát een voorbeeld aan nemen’. Huu! Nee.. dát wilde de man liever voorkomen. De buren moesten voorál niet gaan denken dat híj vond dat ze hun stoep wel eens mochten vegen.
Maar ja.. om nou nóg eens twee keer twaalf meter stoep schoon te gaan staan hakken.. dat was ook weer zoiets. En bovendien.. waar hield je dán op? Wat zouden de buren van de buren wel niet denken als je wél de stoep van je eigen buren deed, maar níet die van hun? Dan blééf je hakken en vegen.
Uiteindelijk besloot de man dan dus maar aan weerszijden van het eigen erf een lullig metertje extra schoon te maken. En hoopte hij stilletjes dat dat er dan zo’n beetje uitzag alsof hij er bij zijn actie niet zo heel erg op gelet had.