weblog archief december 2009                        terug naar het bewijs »




27-12-09

Voornemen
Inmiddels had de man er een tijdje op lopen kauwen, op het gesprek met de dokter. De uitslag. Het oordeel. Zijn nieuwe toestand als blijkbaar beginnend bejaarde. En uiteraard kwam het onderwerp de laatste weken ook regelmatig en uitvoerig bij koffie en borrel ter sprake. Aan tafel en telefoon. Met vrouw en kinderen had hij het er uitgebreid over gehad, met familie, vrienden en kennissen, ieder die het horen wilde.
En iedereen, zo leek het, kende wel iemand met nieuwe heupen. Of iemand die iemand kende. En daar familie van. En van iedereen, en van allerlei andere kanten ook, hoorde hij verhalen en ervaringen. Jubel en gruwel en daartussenin. Van huisarts, fysiotherapeut en lotgenoten kreeg hij adviezen en informatie. Van alle kanten kreeg hij ideeën en overwegingen mee.
En overal, duizelde het de man, viel wel iets voor te zeggen.
Dat een second opinion misschien een idee was. Dat hij immers voorál te jong was om altijd maar pijn te hebben. En dat dat toch ook niet nodig was. Dat er vast wel ergens een dokter was die hem wél wilde opereren.
Dat een nieuwe heup zeker niet zaligmakend was. Dat je er altijd last van bleef houden, dat die hooguit vijftien jaar meeging en dat je dan ook nog maar moest afwachten of er dan wéér eentje in kon.
Dat je er een nieuw leven mee begon want dat je weer liep als een kievit, een hinde, een jonge god. En dat hij daar nu, met een jong gezin en van alles te doen, toch het meest bij gebaat zou zijn.
Of dat het misschien ook niet verstandig was nú al te beslissen dat je nóg later wel zonder kon. Dat er nu, met pijnstillers en fysiotherapie, wellicht best nog een tijd goed mee te leven viel. En dat opereren dan altijd later nog kon, als het niet meer te harden viel. Dat het lullig was, maar dat tegenslag er óók bij hoorde. Bij het leven.
Dat er gelukkig ergere dingen waren.
Tja.
Wat was wijsheid?
De man besloot dat het waarschijnlijk het verstandigste was zijn eigen gevoel te volgen. En dat riep hem toe, duidelijk verstaanbaar, dat hij voorlopig géén zin had in enge operaties en vreemde onderdelen. Zodat er dus voorlopig niets anders op zat dan het als een nieuw gegeven te accepteren. En te zien hoe hij er de komende tijd het beste van kon maken.
Had hij meteen, gratis en voor niks, een goed voornemen voor het nieuwe jaar.

21-12-09

Zwarte vlekken
Nou, daar zat de man dan weer, tegenover de dokter in het ziekenhuis. De orthopaedisch chirurg. En op de tafel tussen hen in lag ook weer het metaal-met-kunststof heupgewricht, al was het, dacht de man, een ander type dan de vorige keer. Een goede maand geleden had hij hier ook al gezeten, vanwege een aanhoudende pijn in zijn liezen die hem belemmerde in alles wat hij deed en waar hij zo langzamerhand knap chagrijnig van werd.
Het verontrustend vermoeden was toen slijtage geweest. Met als nog veel verontrustender vooruitzicht de kunstheup. In de tussentijd waren er foto’s gemaakt, en een botscan, en nu wachtte de man dus de uitslag daarvan. Het definitieve oordeel. Hij voelde zich licht gespannen.
Met een donkergefronste blik toonde de dokter hem zijn bekken op het computerscherm. Een bleek en wazig silhouet, als van rook, met zwarte vlekken hier en daar. En zoals de man al vermoedde, gíng het om de zwarte vlekken. Die waren niet zo mooi, vond de dokter, en hij keek de man indringend aan. Want die zwarte vlekken lieten zien dat er inderdaad sprake was van degeneratie van het kraakbeen.
Er viel een korte stilte.
Degeneratie.. Dat klonk verdomme nog erger dan slijtage. De man keek nog maar eens naar het metalen gewricht op tafel. De spanning werd er zeker niet minder op.
En voorlopig, ging de dokter verder, met nog altijd dezelfde onheilspellende maar nu ook bezwerende blik, was daar niets anders aan te doen dan het te accepteren. En er mee leren omgaan. Want voor een nieuwe heup was hij nog veel te jong.
Verslagen ging de man als bejaarde weer terug naar huis. Degeneratie. Kut! Nu rammelde de ouderdom opeens wel érg hard en dreigend aan de deur. Die had duidelijk bloed geroken. Die liet zich niet meer wegsturen, dat had de man nu wel begrepen.
En dat er dus voor het eerst in heel lange tijd weer eens iets was waar hij nog te jóng voor was, dat kon hem ook al niet opbeuren.

18-12-09

Ding
De man liep rond in de boekwinkel. Hij moest enveloppen hebben, en nog wat van die dingen en omdat hij er nu toch was, keek hij meteen even of zijn eigen boekje er nog een beetje knap bij stond. Een tijdje geleden had hij namelijk de stoute schoenen aangetrokken, was met het hart in de keel en zijn boekje in de hand de boekwinkel ingestapt en had gevraagd of er misschien een plekje voor was.
En dat was er geweest.
Een tijdlang had er een stapeltje van tien op een tafel gelegen en heel langzaamaan was dat geslonken tot een rijtje van drie dat nu geduldig onopvallend stond te zijn, tussen de andere poëzie, toch al niet de drukste regionen in de boekwinkel.
Ook vandaag waren het er nog drie. Sinterklaas had zijn boekje blijkbaar niet gevonden.
Nou ja.
In de krant vanochtend had hij trouwens gelezen dat de PC Hooftprijs was toegekend aan Charlotte Mutsaers. Leuk mens, vond hij dat. En hij was dol op haar beeldende werk. Dat zag er altijd al net zo vrolijk en tevreden uit als zijzelf. En dan nog die extraverte knalrode mond.. dat had wel wat, vond de man. Iets zelfbewusts. Zo zou hij óók wel willen zijn. Vrolijk en tevreden, bedoelde hij. En zelfbewust. Haar boeken kende hij niet zo goed, moest hij eerlijk bekennen. Hij was er regelmatig in begonnen maar het lukte op één of andere manier niet zo. Jammer, vond hij dat. Ómdat hij het zo’n leuk mens vond.
Naar aanleiding van het bericht in de krant, en vooral ook de foto, besloot hij het dus gewoon nog eens opnieuw te proberen. Hij was nu toch in de boekwinkel. Maar hoe hij ook zocht, nergens vond hij één van haar boeken. Zelfs de nieuwste niet. Niks. Helemaal niks. Wat de man op de vrolijke en misschien net iets té zelfbewuste gedachte bracht dat hij nu dus toch maar mooi in een boekwinkel stond waar, in tegenstelling tot dat van de winnares van de PC Hooftprijs, nota bene, zíjn boekje gewoon te krijgen was.
Maar goed, zijn eigen boekje had hij al, dus om het te vieren kocht hij dan maar het eveneens in grote stapels en rijen aanwezige boekje van Paulien Cornelisse. Dat leek hem ook wel leuk. En die had óók zo’n knalrode mond.

16-12- 09

Klimaatschappij
En opeens was het koud. Moesten de man en zijn jongens met wanten aan en dassen om naar school fietsen. Lekker wel, eigenlijk. Een gezond gevoel, gaf het. Maar dat was slechts schijn. Want langs de route stond een opmerkelijk groot aantal auto's onbemand stationair te draaien. Geen eigenaar te zien. De damp was op meters afstand al te ruiken, in de frisse winterochtendlucht.
Het duurde een tijdje voor hij het begreep, maar tóen begreep hij het. De auto's stonden vast op te warmen. Dat het straks niet te koud was, voor het ritje naar school met de kids. Dat de voorruit niet gekrabd hoefde worden.
Tja. Het zou wel geen agendapunt worden, op de klimaattop. Maar de man had ergens toch het idee dat dit nou juist de kern van de zaak was.

10-12-09

Viva la vida
Eigenlijk een beetje per ongeluk was de man er een paar daagjes hélemaal tussenuit geweest. Maar dan ook helemaal. Eén van zijn zangvrienden bereikte een mooie ronde leeftijd en vierde dat zeer uitgebreid.
Zéér uitgebreid.
En de man was daar ook bij uitgenodigd. Speciaal voor het feest was hij, met de hele zangvereniging, naar Spanje gevlogen. Naar een kustplaats aan de oostkant, want daar woonde de jarige zangvriend een groot deel van het jaar.
Kilometers boulevard strekten zich er breed uit langs het strand, wuivende palmbomen, terrassen in de zon met zomerse temperaturen en een uitgebreid nachtleven op de koop toe.
Verwonderd had de man zich ondergedompeld in het luie decadente leventje van de rijke overwinteraar. Wiens voornaamste bezigheid het was te flaneren langs de immer ruisende zee en de al even immer toekijkende soortgenoot, met als grootste zorg op welk terras er nu weer eens ontbeten of geluncht zou gaan worden. Hoeveel tapas men nu weer eens op tafel zou laten zetten. En welke wijn.
Naar welke club en met wie.
Hij had het zich allemaal welwillend aan laten leunen. De zon, de zee, het strand. De exquise hapjes, de uitgelezen gerechten en de exclusieve wijn. De exotische cocktails en de extravagante clubs. Het goede leven, het eeuwige feest. De achteloze rijkdom. De vanzelfsprekende overvloed.
Maar nu was hij weer thuis.
En vanmorgen was hij weer zeer tevreden met zijn jongens naar school gefietst, in alle vroegte.
Zéér tevreden.
Door de motregen.

2-12-09

Zak
Gut, nou kreeg je kind weer een trauma als je het niet vóór of uiterlijk óp zijn vierde had verteld dat Sinterklaas niet bestond. Las de man in de krant. Zelf had hij eigenlijk het idee dat kinderen van een jaar of vier het hele verhaal juist een beetje dóór begonnen te krijgen, maar van de meneer in de krant moest je dat dan dus maar meteen weer de nek omdraaien ook. Véél te gevaarlijk, zo’n onwaarachtig sprookje. En al die knullige fantasiefiguren.. brr, denkt u toch ‘ns even! Kinderen en fantasie!
Tja.
Nou, gelukkig dus maar dat zijn vrouw en de man hun jongens inmiddels hadden ingelicht, over de harde werkelijkheid, al was het rijkelijk laat geweest natuurlijk, met negen en tien. Maar wie weet viel het straks dan toch nog mee, met de schade. Als het aan de man had gelegen hadden zijn jongens namelijk nog gewoon lekker geloofd, en hadden ze zelf wel een keer de conclusie getrokken. Als ze daar zin in hadden gehad. Als ze zélf hadden gevonden dat ze er te groot voor waren geworden. De man vond de meneer in de krant een vervelende zeurpiet.
En in elk geval zijn jongste was het roerend met hem eens. Want hoe gróót hij zich nu dan ook voelde, dat híj nu óók geheimzinnig de stad in moest, om cadeautjes te kopen, voor in de schoen, en straks voor pakjesavond.. het was toch ook niet meer als vroeger, vond hij, samen met zijn vader. Er werd nog wel gezongen natuurlijk, maar echt zo vol verwachting als weleer klopte ons hart niet meer. Een gevulde schoen bij de schoorsteen was nauwelijks nog een verrassing. En voor de optocht, of een toevallige Piet in de winkelstraat was je dan ook meteen weer té groot. Dus nee, verzuchtte hij desgevraagd, hij had het toch allemaal leuker gevonden toen hij er nog in geloofde.

1-12-09

Erger
Dat er gelukkig nog ergere dingen waren. Werd de man bemoedigend toegesproken, door een kennis.
Hij was haar onderweg tegengekomen en omdat ze er zelf naar had gevraagd had de man haar verteld hoe het met hem ging. Zonder larmoyant te worden had hij zijn verhaal gedaan van pijnlijke benen en moeilijk bewegen al maandenlang, en de diagnose die hem nu dus kortgeleden was gesteld. Van te weinig kraakbeen, slijtage en nieuwe heupen. En dat hij daar eerlijk gezegd wel ‘een beetje mee an was’. Dat hij zich opeens zo bejaard voelde, terwijl hij daar nog helemaal niet aan toe was. Zo afgedankt.
De kennis had geknikt en geschud en meelevend gekeken. Nee, leuk was het allemaal niet, dat wilde ze wel geloven.
Maar gelukkig waren er ergere dingen.
En het was, ook nu hij er nog eens over nadacht, inderdaad toch gewoon nog bemoedigend bedoeld ook. De man vond het niet zozeer een schrale, alswel een vreemde troost. Natúúrlijk waren er ergere dingen, ja, dat wist de man óók wel. In zijn eigen gezin had hij al ergere dingen meegemaakt. Véél erger zelfs.
Maar wat schoot hij daar nou mee op?
En wáárom was dat gelukkig?