weblog archief oktober 2009                        terug naar het bewijs »




26-10-09

Lei
Zo. De herfstvakantie zat er weer op. De man had zijn rijk weer alleen. Het was een best weekje geweest hoor, daar niet van, heerlijk zelfs. Maar dit was toch ook wel weer lekker. En hij hoefde zich niet te vervelen want er lag een flinke stapel modderige was van een paar daagjes weggeweest met bijpassende voetstappen door heel het wanordelijk huis, plus nog de afwas van een weekendje hazelnootcakejes bakken met mama.
En nu hij dan tóch eenmaal bezig was, dacht de man, want zo gingen die dingen bij hem, als hij dan toch bezig was dan zou hij vanmiddag meteen weer eens even helemaal totale orde op zaken stellen. Te beginnen bij zijn eigen buro. Tjongejonge, dat dáár nog aan gewerkt kon worden zeg.. geen wonder dat er al maanden niks meer uit zijn handen kwam. De administratie eeuwig achterliep.
IJverig trok hij scheve stapels ordners en mapjes en enveloppen uit kasten, dozen en laden. Haalde volgelopen, dichtgeslibde en overstromende postbakjes leeg en smeet nu eindelijk die kapotte printer er eens uit. Plus nog een paar middelgrote sinds de vórige verhuizing al stevig dichtgetapete kartonnen dozen waar met dreigende letters 'computer' op stond. Weg ermee, al die stoffige meuk. In een steeds beter wordend humeur scheidde hij bergen en bergjes kaf van koren en gaf wat blijven mocht een ordelijke nieuwe plek.
En dat was dus nog maar het begin. Morgen zou hij verder gaan met de rest. De laden en de kastplanken waar hij nu geen tijd meer voor had, en de stapeltjes die nu natuurlijk nog even zolang op zijn buro op een nieuw plekje in één van die laden of kastplanken lagen te wachten. Alleen het prikbord, dat haalde hij wel nog even leeg, dat kon nog net, voor hij zijn jongens moest halen. Ansichtkaarten, kranteknipsels, foldertjes, visitekaartjes, vergeelde briefjes, kindertekeningen, openingstijden, agenda's.. het hing er allemaal alweer jaren.. weg ermee! Tijd voor iets nieuws. Een schone lei.
Hé, vroeg zijn oudste zoon zich vanmiddag wel af, onmiddellijk bij het betreden van vaders blinkend kantoor, bij het eerste halve oog op de schone lei.
Hé.. waar is die rode draak gebleven, die ik voor je getekend had?
Nou, die had papa dus even in deze doos gelegd, zag de man godzijdank meteen een randje rode draak uit de oudpapierdoos steken, omdat hij zijn prikbord een beetje op wilde ruimen.
Ik begrijp het, sprak zijn jongen geruststellend, je wilde hem natuurlijk op een andere plek hangen.
En zo was het maar net.
Dus nu hangt hij boven zijn bed, de rode draak.

20-10-09

Dispuut
Natuurlijk hadden zijn jongens ook wel eens ruzie, dat hoorde erbij. Meestal ging dat eigenlijk helemaal nergens over en hadden ze waarschijnlijk gewoon zin om ruzie te maken, of in elk geval begreep de man nooit zo precies waar het over ging, maar zelf vonden ze het toch altijd weer belangrijk genoeg er een flinke keel over op te zetten.
Wie iets als eerste had, bijvoorbeeld. Of het laatst. Of het langst of het kortst of het vaakst. Of nooit, of natúúrlijk weer. Of wie er aan de beurt was, of juist niet. Wie begonnen was. Zoals altijd. Alléén om míj te pésten! Echt niet!! Echt wel!!! Waarna er dan vaak scheldwoorden aan te pas begonnen te komen en, als de man er niet op tijd bij was, er ook rake klappen konden vallen.
Tja, leuk was anders, maar als gezegd: het hoorde erbij.
Vanochtend was het ook weer zover. De kijvende stemmen kaatsten al vroeg tegen het plafond.
Het was pas een paar dagen herfstvakantie en nú zaten ze blijkbaar al weer te lang op elkaars lip, mopperde de man de trap af van jongensjongensjongens, hou het nou gezellig alsjeblieft.
Altijd dat gekrakeel om niks, over rommel en zooi waar je al maanden niet naar omgekeken hebt maar oh wee als een ander het dan even in zijn handen heeft, barste hij de kamer in.
En daar zag hij waar de ruzie over ging vandaag.
Niet over één van de ontelbare autootjes, de oudste rechten op de linkerhoek van de bank of een kartonnen spaarmunt van de supermarkt, maar over een boek. En niet eens de Donald Duck, maar een echt bóek. Een léésboek. En dat ze állebei wilden lezen.
Dus ja.. Wat had je dan nog te klagen, als opvoeder?

17-10-09

Onbeperkt
Dat hij zich zeker wel beperkt voelde, als huisvader? Zo zonder carrière maar een beetje aanmodderen met de kinderen en in en om het huis? Werd hem dan óók nog wel eens gevraagd. Of eigenlijk werd het niet eens echt gevraagd, er werd vaak meer zo’n beetje aangenomen dat dat zo wás. Dat dat natuurlijk ook niet anders kón. Zonder carrière.. huu.. wat móest je dan met je leven?
Nou zou de man liegen als hij beweerde dat hij zich helemaal nóóit beperkt voelde, maar vandaag had hij daar in elk geval wel érg weinig last van. Want al was het een doodgewone doordeweekse dag, zijn jongens hoefden weer eens twee dagen extra niet naar school omdat de onderwijzers vonden dat twaalf, dertien weken vakantie, negen-en-dertig vrije woensdagmiddagen en twee-en-vijftig weekenden per jaar natuurlijk aan de krappe kant waren om daar dan óók nog eens team-uitjes en studiedagen in te moeten plannen, en dat dat dus wel onder schooltijd móest. We hadden het wél over een zwaar beroep tenslotte. En dat de kinderen heus wel met twee daagjes onderwijs minder toe konden. De ouders zochten het verder maar uit, met hun kroost.
Dat had waarschijnlijk weer een hoop gestresst geregel opgeleverd, zo hier en daar. Met oppasgezinnen en opa's en oma's en de bso.
De man had gewoon een flinke tas met broodjes, appeltjes, mandarijntjes, koeken en chocolademelk gevuld, had zijn jongens hun vliegers aan de fiets laten binden en was met de herfstzon op zijn bol met ze naar het strand gefietst. Waar hij de hele verdere dag met ze gevliegerd had. En langs de duinen en de branding gebanjerd, op zoek naar bijzondere schelpen en houtjes en nog honderd andere vondsten meer. De tas was op de terugweg op zijn minst weer nét zo vol geweest.
Ze hadden met z’n drieën een prachtige dag gehad.
En de man had zich van alles gevoeld. Maar niet beperkt.
Bepaald niet beperkt.

15-10-09

Beurs
Dus daar stónd de man, bij zijn favoriete kassajuffrouw nog wel (die met die donkere krullen, die frisse appelwangen en die stralende oogopslag), met een papieren zak vol elstars, zónder prijsstickertje. En bijna al zijn boodschappen had zij al bevallig blozend langs de scanner gehaald want appelen en fruit legde de man altijd behendig achter in de optocht van boodschappen op de lopende band, zodat hij ze als laatste voorzichtig bovenin de tas kon leggen. Eieren trouwens ook, maar die had hij vandaag niet nodig.
Achter hem stonden een paar dames met smalle mondjes en priemende oogjes stilletjes te vinden dat het ook altijd hetzelfde was met die mannen en dat ze dus weer eens de verkeerde rij hadden gekozen.
Dat hij maar even een sprintje moest trekken, terug naar de weegschaal op de groente-afdeling, knipoogde de favoriete kassajuffrouw. Met haar liefste glimlach.
Nou was de man de afgelopen maanden negen kilo afgevallen, waardoor hij er inderdaad, ja.. toch best wel weer een beetje als een jonge god uitzag, al was het misschien een vroeg-grijze, tegelijk had hij ook alweer een aardig tijdje last van een even hardnekkige als pijnlijke liesblessure, waardoor hij zich noodgedwongen, jonge god of niet, behoedzaam en omzichtig als een oude man had voort te bewegen. Een sprintje zat er dus niet in, maar de man deed zijn best. Hij wilde de favoriete kassajuffrouw natuurlijk zo weinig mogelijk teleurstellen.
Schijnbaar achteloos maar zo snel als hij wél kon haastte hij zich terug naar de groente en met een groots, secondenwinnend armgebaar kwamen zijn appels over de finish, hopla op de weegschaal. Waarbij de man alles behalve behoedzaam uitgleed over een achtergebleven stuk bloemkool en zich nog maar net ergens aan vast kon grijpen.
Een vlammende pijn boorde zich door zijn lies en heel even werd het zwart voor zijn ogen.
Het duurde kostbare minuten voor hij zich weer een beetje kon bewegen en al die tijd werd hij omringd door bezorgd kijkende medeklanten en supermarktmedewerkers. Sommigen maakten aarzelend ondersteunende gebaren, met slappe handjes in de buurt van zijn ellebogen.
Gaat het een beetje met u? Werd hem gevraagd op die moeilijk te omschrijven maar onmiskenbare toon die eigenlijk speciaal voor bejaarden en gehandicapten was uitgevonden. En inderdaad, nóóit eerder had de man zich zó óud gevoeld.
Met de tranen in zijn ogen maakte hij zich strompelend uit de voeten. Weg van de ondersteunende handjes, de medelijdende blikken, de bezorgde medemens.
Langs de afkeurend kijkende dames, nog altijd wachtend in hun verkeerde rij.
En langs de favoriete kassajuffrouw.
Die hij nooit meer in de stralende ogen zou durven kijken.

14-10-09

Appels, appelen, appeltjes
Of hij nou nooit éénzaam was, als huisvader. Zo helemaal alleen maar thuis en niemand om mee te praten dan af en toe de kinderen. Werd hem wel eens gevraagd. Maar nee, daar had de man eigenlijk niet zo’n last van. Bovendien, zo door de dag heen was er altijd wel iemand om even een praatje mee te maken.
Kijk maar. Daar liep hij door de supermarkt, op zijn gemak op weg naar de appeltjes, die door een jongeman juist werden aangevuld. En mooi op een stapeltje gelegd. Precies de appeltjes die de man wilde hebben.
Alleen kon hij er nu dus niet bij, omdat de jongeman de weg versperde.
Het was een jongeman met een zwarte paardestaart en een indrukwekkende, kunstig in piramidevorm geknipte, zwarte sik. Hij stond op stevige zwarte laarzen en droeg een zwarte spijkerbroek. Aan zijn bijpassende donkere blik te zien droeg hij onder zijn supermarktgroenblauwe overjas hoogstwaarschijnlijk ook nog een zwart t-shirt. Met veel onleesbare druipletters en een doodshoofd met rode lichtgevende ogen. Of zoiets.
De jongeman moest nog héél veel appeltjes neerleggen, er stonden nog twee flinke kratten, ook in de weg, en de man had geen zin daarop te wachten. Of om eerst naar de diepvries te lopen en later nog eens terug te komen. En dat was natuurlijk ook nergens voor nodig, hij verontschuldigde zich gewoon bij de jongeman en pakte zijn appeltjes.
Dat hij al dat mooie stapelwerk weer helemaal teniet kwam doen, met zijn trek in appels, wilde de man er toch altijd weer iets mooiers van maken dan alleen het strikt noodzakelijke pardon. Kijk eens wat een leuke klant ik ben, zelfs tegenover vakkenvullende pubers, al waren het nog zulke ontoegankelijk voor zich uit depressievende hardcoredeathmetalgoths.
Dat dat geen enkel probleem was, deed de jongeman gedienstig een stapje opzij. Omdat híj anders maar met de appeltjes bleef zitten en dat ze er dan weer appelmoes van moesten maken. Hoewel je daar beter goudreinetten voor kon nemen natuurlijk, net als voor appeltaart, al kon je daar ook jonagold voor pakken. En als je daar dan een granny aan toevoegde, in een verhouding van één granny op vier jonagold, of goudreinetten dus, dan kreeg je een appeltaart met een lichtzure toets. Sommige mensen hielden daarvan, van een lichtzure toets. Zélf vond hij eigenlijk dat appeltaart zoet hoorde te zijn. Dat hij ook helemaal niet zo’n fan was hoor, van grannies. Dat hij meer van fuji hield. Dat dát écht een héél lekker appeltje was. Lekker fris en dorstlessend. Dat hij dat vaak meenam op reis. Een kilootje fuji tegen de dorst, dat scheelde weer een fles water. Dat hij op zijn reizen trouwens ook hele bijzóndere appeltjes tegen was gekomen. Een romeins appelras bijvoorbeeld, dat al vijfduizend jaar bestond. Héérlijk, was dat geweest. Maar wel duur. Dus zulke exclusieve rassen zou je bij de supermarkt nooit tegenkomen. Nee, de mensen wilden uiteindelijk toch het liefst goedkope appels hebben.
Waarna de man, zijn papieren zak allang gevuld met vijf elstars, ook nog belangstellend, knikkend en humhummend luisterde naar een gedetailleerde uiteenzetting over het inkoop- en prijsbeleid van de supermarkt, inzake appels.
De in het zwart geklede jongeman met de sik wist werkelijk álles over appels, appeltjes en appelen. En toen de man hem zeker een kwartier later met enige moeite dan toch vriendelijk bedankt had, hem een prettige dag verder wenste, bleek bij de kassa dat hij zijn appeltjes vergeten was af te wegen.
Zó gezellig kon het zijn, wilde hij dus maar zeggen.

9-10-09

Voor paal
De traktatie hád al klaargestaan bij de deur. Een groene logeertas vol zakjes chips. Maar omdat het blijkbaar nou eenmaal weer eens zo’n ochtend was waarop zijn jongens dus álles vergaten wat er maar te vergeten viel, tanden poetsen, haren borstelen, toeten wassen, schoenen aantrekken, tas inpakken en alles wat in dat rijtje nog ontbrak, zo’n ochtend waarop papa echt zijn uiterste best moest doen zijn geduld niet te verliezen omdat hij ook werkelijk álles méér dan eens moest vóórkauwen! bijna tot de boterhammen aan toe! potverdorie! omdat het blijkbaar nou eenmaal zo’n ochtend was waarop ze pas op het allerallerallerlaatste nippertje het huis uitvlogen, schiet nou toch eens óp jongens we zíjn al te laat, in grote haast op weg naar school.. waren ze de traktatie vergeten mee te nemen.
Ontdekten ze pas op school.
Of papa maar even terug wilde fietsen.
Om de traktatie op te halen.
Nou was de man de beroerdste niet, het was bovendien aardig weer en hij was wel om slechtere redenen een keertje extra heen en weer naar school gefietst en híj was de tas immers net zo goed vergeten.. dus daar ging hij, voor zijn kleine jongen.
Maar toen hij een stief kwartiertje later vrolijk en wel de klas en de kring instapte, met de groene tas, waar hij in de gauwigheid trouwens nog leuk een kleurige slinger aan had geprutst, bleek dat zijn kleine jongen nou ook weer niet helemaal voor niets élf was geworden.
Oh néé hè, klonk het zacht maar duidelijk genoeg, op die typische dramatisch gelaten toon die pubers voor hun intens sneue ouders bewaren.
Oh néé hè.. m'n vááder! En met het eerste puberale schaamrood op de kaken keek zijn jongen, die tot dan toe alleen maar met glimmende ogen van trots naar zijn alleskunnende vader had opgekeken, de man het klaslokaal weer uit, al moest hij zelf nog wat onwennig giechelen bij dit nieuwe gevoel.
De man kon er daardoor ook wel om gniffelen, eerlijk gezegd.
Maar het was wél weer een mijlpaal natuurlijk.

7-10-09

Elf
Gisteravond hadden ze het samen nog even snel voorbereid en klaargezet, de man en zijn oudste zoon, die dus alwéér een jaartje ouder was geworden: De Traktatie.
Veel werk was het niet geweest. Een grote gemakzuchtige tas vol onverantwoorde zakjes vette en zoute chips met héél veel afval na afloop. Want de traditionele met aandacht zelfgebakken en persoonlijk met snoepjes versierde cakejes waarmee de man en zijn zonen de jaren hiervoor zoveel eer hadden ingelegd in de klas, en waaraan ze tot nog toe zélf ook zo'n plezier hadden beleefd, werden dit jaar met een achteloos schouderophalen en een veelbetekenend mwah als iets heel ouderwets en kinderachtigs terugverbannen naar het verre verleden waar ze blijkbaar opeens vandaan kwamen.
Dáár kon je in groep zeven echt niet meer mee aankomen, pap. Met zelfgebakken cakejes. Chips, moest het worden. Want dát deed iederéén.
En al was het, dacht de man, officieel dan wel tegen het schoolbeleid voor traktaties, als iederéén het deed, dan kon je niet achterblijven, als aspirant-puber. Dat wist de man nog heel goed van vroeger. Hoe érg dat was. Om altijd maar met iets achterlijks voor de dag te moeten komen omdat je moeder dat nou juist leúk vond, iets aparts. Iets anders dan de anderen.
Dus al stemde het de man weemoedig over alweer een gepasseerd station, het werden zakjes chips.
En voor de meesters en de juffen had hij er een doosje chocolaatjes bij gedaan. Want dáár bestond geen schoolbeleid voor.

5-10-09

=56
Eén van de redenen waarom zijn vrouw en de man destijds juist déze school hadden uitgekozen voor hun jongens, was dat die ook tijd en aandacht had voor allerlei andere zaken dan taal en rekenen alleen. Zaken die óók belangrijk waren. Die zij als ouders ook belangrijk vónden.
Zo werd er bijvoorbeeld nog volop gespeeld en gevierd en gedaan. Er werd ontdekt, ervaren en onderzocht. In brede, ontwikkelingsstimulerende activiteiten en situaties. Projekten. Kunst en cultuur. Meervoudige intelligentie. Er werd geknutseld en gefrutseld, gezongen en gedanst. Onderhandeld, overlegd en geëvalueerd. Wat voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling, hun zelfvertrouwen, hun mondigheid en hun plaats in de groep natuurlijk allemaal erg belangrijk was. Daarin waren hun zonen dan ook merkbaar flink gegroeid. Ze zaten, om het zo maar te zeggen, lekker zelfverzekerd en mondig in hun vel.
Wél vonden zijn vrouw en de man het een beetje jammer dat hun oudste zoon, die inmiddels in groep zeven zat, nog altijd geen flauw idee had hoeveel acht maal zeven ongeveer was. Met de tafel van vijf zelfs nog wel wat moeite had. Dat hun jongste zoon, nu in groep zes, nog altijd zó onleesbaar voor zich uit zat te kriebelen en te priegelen dat zelfs de meester de ontelbare schrijf- en spelfouten er blijkbaar niet eens meer in kon ontcijferen.
Op school werden hun zorgen daarover niet zo heel erg gedeeld. Op ouderavonden waren de leerkrachten meestal eensgezind van mening dat het heus allemaal wel goed zou komen, dat het heerlijke, sociale knullen waren, dat de oudste trouwens al extra hulp hád, voor zijn rekenen, en dat ze verder met toetsen en tests helemaal niet zó ongunstig afstaken tegen de rest van hun groep.
Dus hadden zijn vrouw en de man besloten hun jongens dan thuis maar wat bij te spijkeren. Iemand moest het doen tenslotte. En zo zat de man, in de meest ideale weken, dan twee keer per week een half uurtje met zijn jongens aan tafel, met sommen en schriften en schrijfwerk het achterstallig onderhoud weg te werken.
De leerkracht van zijn oudste had daar schoorvoetend mee ingestemd en toegezegd dat hij zijn zoon steeds wat actuele kopietjes uit het rekenboek mee zou geven, zodat die thuis wat te oefenen had, en de man iets in handen om hem mee te helpen. Maar omdat dat eigenlijk steeds maar met halve A4-tjes tegelijk ging, met tussenpozen van soms wel twee of drie weken, had de man de laatste weken wat druk op de ketel gezet en zijn zoon uiteindelijk om een lekker stapeltje laten vragen.
Waarop de leerkracht de man een middag na school even apart had genomen om hem met een zorgelijk gezicht op het hart te drukken dat hij het ook weer niet te gek moest maken, met het rekenen thuis. Dat er ook nog andere dingen waren dan leren rekenen.
De man stelde de leerkracht gerust dat hij zich van dat laatste maar al te bewust was en dat hij diens zorgen ten volle begreep. Dat het natuurlijk nooit de bedoeling kon zijn dat zijn zoon het straks nog echt léérde.

2-10-09

Dus
Nu zijn jongens op muziekles zaten had de man er trouwens wel weer een vaste regel vaderlijke tekst bij. Naast het heb je je tanden gepoetst, je handen gewassen, je tas ingepakt, je haren geborsteld, je brood opgegeten, je tas uitgepakt en je troep opgeruimd.. naast alle andere wegens groot gebrek aan blijvend succes dagelijks terugkerende geboden en aansporingen, verzoeken, verzuchtingen en bevelen moest hij ze nu dus ook meerdere keren per week vragen of ze al geoefend hadden. Wat ze natuurlijk nooit gedaan hadden maar wat ze altijd mórgen gingen doen. Of anders overmorgen.
Vandaag had de man maar weer eens ouderwets voet bij stuk gehouden en zijn jongens aan het oefenen gezet, wat ze dan, net als bij al die andere aanmaningen overigens, zonder al te veel tegensputteren over zich heen lieten komen. Dat dan weer wel. Ze waren niet van kwade wil, zijn jongens, je moest ze er alleen maar even steeds aan helpen herinneren.
Dus met een aandoenlijk serieus gezicht en goedgemutst en wel speelde eerst zijn oudste zijn riedeltjes en diedeltjes op de keyboard, eerst links, dan rechts en dan samen en nog een keer, en toen dat allemaal klaar was pakte de jongste zijn gitaar en zette zich monter op de bank om zijn vingeroefeningen en akkoorden door te nemen. En de man was blij en tevreden dat hij had doorgezet met de muzieklessen voor zijn jongens, omdat ze zich al met al toch vrij enthousiast en toegewijd aan hun instrumenten wijdden.
Al vond hij wel dat het nu al behoorlijk lang duurde voor het eerste ploenk, plok of twenk zich liet horen, vanaf de bank. Zelfs het geluid van de rits had hij eigenlijk nog niet gehoord.
Of hij niet moest beginnen met oefenen, vroeg de man zijn jongste na een tijdje naar de bekende weg.
Maar dat dat nog niet kon, legde zijn zoon hem uit.
Want van de meester moest hij tíen minuten oefenen, en de grote wijzer stond nu nog tússen twee minuten in.
Vandaar.

1-10-09

Rib
De man was meegeweest op het schoolreisje van zijn jongste zoon. Vijf dagen en vier nachten had hij zich ondergedompeld in speurtocht, avondspel, natuurwandeling en kindergedruis, héél véél kindergedruis. In koude pannenkoeken, flauwe hutspot en oploslimonade. En in het gezelschap van een flinke handvol andere ouders. Joviale vaders en leuke moeders. Dikke pret, was het geweest.
En op de bonte avond had de man zich natuurlijk weer flink uitgesloofd. Gestoken in zijn show-overhemd had hij, tweestemmig met een andere vader, met verve een populair lied ten gehore gebracht en met de nodige bravoure was hij de andere ouders voorgegaan in een onstuimige piraten-act.
Zijn jongste zoon had glimmend van trots zitten kijken hoe zijn vader zijn klasgenoten het hoofd op hol bracht. Dat dát zíjn vader was. En dáár deed de man het voor.
Uiteraard.
Maar ook een beetje voor de leuke moeders, want hij was en bleef een man. Moet je kijken wat ik kan! Wat ik durf! Wat ik doe!
Dat ze dat níet achter hem gezocht had, vertrouwde later één van de leuke moeders hem toe. De leukste van het stel nog wel, en spinnend van genoegen hoorde de man het aan.
Dat hij met zoveel flair op het podium stond en zo trefzeker zong, het publiek zo mooi bespeelde. Vond de leuke moeder.
Was dít nou die man in dat ribfluwelen jasje, had ze zich afgevraagd.
En dat vroeg de man zich nu dus ook alweer een tijdje af.
Of híj die man in dat ribfluwelen jasje was.