|
|
weblog
archief september 2008
terug naar het bewijs »
20-9-08
Uitstel
Opgewekt en boordevol pasbeleefde avonturen stuiterde zijn oudste zoon de
trein weer uit, na vijf dagen schoolreis met de bovenbouw. Léuk, had hij
het gehad, héél leuk. Hij had een cadeautje voor zijn broer meegenomen,
en ansichtkaarten voor zijn zus en zijn ouders. En hij had van álles
gedaan. Van alles. Teveel om zo hup direct na aankomst eventjes op te
noemen, geheel volgens verwachting. Maar een hoogtepunt dat niet onvermeld
mocht blijven, bloosde hij er dus wél meteen in de auto maar uit, was het
feest op de laatste avond geweest. Want toen had hij namelijk gedanst. Met
een meisje. Geschuifeld, zoals dat blijkbaar nog altijd heette. Met wel twéé
meisjes zelfs. En dat was, ja, óók héél léuk geweest. Papa wist niet
wat hij hoorde! Was dat zíjn zoon? Zíjn vlees en bloed? Zíjn genen? Zélf
had hij zich lang geleden in groep zes, wat toen trouwens ook nog gewoon
de vierde klas was, namelijk altijd verre van meisjes gehouden. Héél
verre. En dat had hij tot diep in de middelbare school volgehouden. Wat
overigens niet erg veel moeite had gekost omdat de meisjes zich al net zo
verre van hem hielden. Misschien nog wel verder. Maar voor zijn zoon,
hoorde hij nu, lag dat blijkbaar anders. Die had het in groep zes al voor
elkaar. De man en zijn vrouw giechelden wat over en weer: gingen ze hier
en nu toch zómaar een heel nieuw tijdperk binnen! Wat hádden ze toch al
een grote zoon. Maar bij het uitpakken van de tas van zijn jonge Don Juan,
stuitte papa dan wel weer minstens nét zo onverwacht op een kwalijk
riekend plastic tasje vol natte onderbroeken en pyama's. En werd hij aldus
gerustgesteld dat het nieuwe tijdperk misschien toch nog wel heel even op
zich zou laten wachten.
15-9-08
Op reis
Daar stond zijn oudste zoon, op het perron, tussen zijn vriendjes. Met een
tas die hij maar nauwelijks zelf van de grond kon tillen. Opgetogen klaar
voor de start van een vijfdaagse schoolreis. Voor het eerst met de
bovenbouw mee. Maar hoe stoer hij er dan ook bijstond, met zijn handen in
zijn zakken, lachend met zijn vrienden, op enige afstand van zijn vader..
zo tussen die aankomende pubers van groep acht vond de man zijn grote
jongen toch opeens weer heel erg klein. Zag hij weer even het jongetje dat
níet naar de peuterschool wilde. Dat met zijn koffertje op schoot bedrukt
zat te wachten tot papa hem weer kwam halen. Het jongetje waar hij de
eerste drie dagen kleuterschool naast had gezeten, op een kleuterstoeltje,
omdat hij hem niet huilend achter wilde laten. Het jongetje dat alleen
maar bij papa in de buurt wilde zijn. Daar stapte hij als eerste de trein
in, na een ferme knuffel voor zijn vader en zelfs één voor zijn broer.
Daar zwaaide hij lachend door het raampje. Dag pap, tot vrijdag! En met
een zilte mengeling van trots en weemoed zwaaide papa de trein uit zicht.
Dag jongen! Veel plezier!
13-9-08
Nooit goed
Nou was het natuurlijk ook niet gauw goed, bij de man. Er viel altijd wel
íets te mopperen of te klagen. Was het niet de ondankbare oneindigheid
van het huishouden en het feit dat er vandaag alwéér boodschappen gedaan
moesten worden, kinderen gehaald of gebracht, bekertjes karnemelk
ingeschonken of eten gekookt en afgewassen, dan was het wel de vraag
waarom er in vredesnaam 'hersluitbaar' stond op verpakkingen die je
helemaal niet eens open kreeg of het gevoel dat zijn leven in de
sluimerstand was gezet. En nu hád hij deze week dan eens een paar dagen
aan zijn felbegeerde zelfontplooiing kunnen werken en met zijn talenten
kunnen woekeren, zelfgeschreven voorstellingen gespeeld op acht scholen,
en nu was het wéér niet goed. Want 's ochtends was hij daar zó vroeg
voor vertrokken dat hij zijn jongens bij de buren af had moeten leveren
met het verzoek ze naar school te brengen en 's middags was er weer een
andere moeder geweest die ze naar sport en muziekles bracht. Hadden zijn
jongens geklaagd dat ze hem nóóit meer zagen. En nu voelde hij zich weer
een beetje een ontaarde vader.
12-9-08
Blaadjes
Het was begonnen bij de koffie vanochtend. Buiten was het weer weer grijs
als vanouds. De regen miezerde zeikerig langs de ramen en de tuin lag er
al net zo troosteloos bij als zijn huishouden. De afwas, waar gisteravond
niemand nog zin in had gehad, plakte mistroostig aan het aanrecht. Boven
wist hij een geduldige stapel ongevouwen wasgoed, de ontbijtboel stond
verlaten nog op tafel. De vloer was ruimschoots ongeveegd en ongedweild en
waar hij gister nog onbezorgde huiselijkheid zag, zag hij nu geërgerd
ontredderde rommel waar hij keek. En zijn verbouwing leek hem trouwens ook
opeens vooral maar weer eens niet áf te komen. Half-afgemaakte kasten,
loshangende stopcontacten, ongeschilderde kozijnen.. het vloog hem naar de
keel. Niet voor het eerst kwam het hem plotseling voor dat zijn leven
eigenlijk voornamelijk bestond uit een ordeloze verzameling tijdelijke
oplossingen. Half begonnen niet afgemaakte projekten en eindeloos
terugkerende karweitjes. Sluimerende voornemens, wensen en verlangens.
Losse eindjes. Die hij waarschijnlijk ook wel nooit meer aan elkaar
geknoopt zou krijgen. En terwijl hij zo in gedachten een
boodschappenlijstje zat te maken voelde hij onmiskenbaar de herfst zijn
lijf in kruipen.
9-9-08
Bijwerkingen
Vier lange dagen was de man met zijn jongste zoon mee op schoolreis
geweest, als betrokken schoolreisvader. Vier dagen lang had hij zich van
's ochtends vroeg tot 's avonds laat en nog wel later ook ondergedompeld
in kampvuurliedjes, nachtwandelingen, verregende avondspellen,
vossenjachten, meespeeltheater en knutselarij. Gezamenlijke ontbijten,
stapels pannenkoeken, evaluaties en slapeloze nachten. Zijn zoon had hij
eigenlijk maar weinig gezien die dagen, die had het veel te druk met
zichzelf amuseren om ook nog eens de hele tijd te komen kijken of zijn
vader er nog een beetje plezier in had. Andermans kinderen daarentegen had
hij maar al te vaak gezien. En gehoord. En ondervonden. En uiteindelijk
was hij misschien vooral dáárvan een beetje moe geworden. Positief
bij-effect was dan wel weer dat hij na thuiskomst zijn eigen jongens nu al
dagenlang toonbeelden van voorkomendheid, welwillendheid en goede manieren
vond en nog maar nauwelijks op ze hoefde te mopperen.
|
|
|