weblog archief augustus 2008                        terug naar het bewijs »

26-8-08

Wolven in het bos
Met een opgetrokken wenkbrauw had de man de afgelopen weken een discussie gevolgd tussen bewust kinderlozen en voorstanders van het gezin. In de krant trokken ze dagenlang tegen elkaar van leer. Dat ze het zat waren om maar verplicht mee te betalen aan kinderbijslag en ouderverlof, mopperden de kinderlozen. Zíj hadden immers geen kinderen? En dat vonden de ouders dan weer egoïstisch want wíe ging er straks voor de mopperende kinderlozen zorgen als ze oud en versleten in het verzorgingshuis zaten? Precies! Hún kinderen. Dat ze het beu waren om altijd overal maar alleen voor op te draaien op het werk omdat alle collega's later kwamen en eerder gingen vanwege de kinderen, zeurden de kinderlozen nog even verder. En dat ze nooit eens in het hoogseizoen op vakantie konden omdat de collega's met kinderen dan allemaal al gingen. Vanwege de kinderen. En dat vonden de ouders dan dus óók weer egoïstisch want wíe ging er straks voor de zeurende kinderlozen zorgen als ze oud en versleten in het verzorgingshuis zaten? Precies! De man had het een merkwaardige discussie gevonden. Een beetje kinderachtig, om het zo maar eens te zeggen. Hij kon óók wel een stuk of twintig dingen opnoemen waar hij eigenlijk liever niet aan mee wilde betalen. Maar ja. En al zag hij er zelf soms de lol even niet zo van in, zijn kinderen had hij toch vooral zo'n beetje voor zijn eigen plezier op de wereld gezet. Niet om straks voor zeurende en mopperende kinderloze bejaarden te gaan zorgen. En óók niet voor zeurende en mopperende opa's en oma's trouwens. Tjongejonge, wát een discussie van niks, had de man gedacht. Maar nu liep hij in de supermarkt. En wáár hij ook liep tussen de schappen, het brood en beleg bij de ingang, de zuivel of de groente middenin of het vlees helemaal in de achterste hoek, overal bovenuit en doorheen en onderdoor hoorde hij tot bij de kassa aan toe het gekrijs en geblèr van een groepje kinderen waarvan de moeders in het geblokkeerde middenpad toch nog iets van een gesprek bleken te kunnen voeren en hun schreeuwende en dreinende kroost hun goddelijke en luidruchtige gang lieten gaan. Dus met die kindvrije uren in de supermarkt, waar de bewust kinderlozen voor pleitten, hadden ze misschien toch wel een puntje, mompelde de man voor zich uit. Maar niemand kon hem horen.

18-8-08

Was dag
Vóórdat hij vandaag aan het werk ging, zou de man eerst even een paar kleine huishoudelijke dingetjes doen, zodat hij dan daarna tenminste ook écht aan het wérk kon. Zonder de vervelende gedachte in zijn achterhoofd dat hij óók die paar kleine huishoudelijke dingetjes nog moest doen. Dus, eenmaal weer thuis van het naar school fietsen van zijn jongens en het wekelijks leesvaderschap, werkte hij als eerste de afwas van gisteren maar eens daadkrachtig weg. Meteen een lapje over het fornuis en de tegels en dan snel de was verzamelen en sorteren zodat er vandaag een paar wasjes gedraaid konden worden, tussendoor. Het restje schone was dat er nog hing gelijk maar opvouwen en wegruimen en, oh ja, het bed van zijn jongste zoon moest nog opnieuw opgemaakt, na zijn nachtelijk ongelukje. En omdat het nu tenminste even droog was buiten, zo te zien, kon hij misschien beter ook maar éérst de boodschappen in huis halen, dacht de man, en even langs de bouwmarkt ook, zodat hij zijn halve klusje van gisteren nog kon afmaken, zometeen. Even een verlaat boterhammetje en dan de eerste was ophangen, een nieuwe was in de machine, en misschien toch ook maar even het topje van de strijkberg wegwerken. De volle vuilniszak naar buiten en verhip, het was alweer twee uur geweest: tijd om de jongens van school te halen. Nog meer boterhammetjes smeren, een bekertje karnemelk en een aandachtig luisterend oor, maar dan hop naar de sportclub met de jongste en zijn vriendje, die vandaag een keertje meedeed. En toen de man daarna dan weer het eten stond te koken, bedacht hij zich opeens dat hij op de één of andere manier eigenlijk helemaal niet aan zijn werk was toegekomen. Dat hij eigenlijk helemaal niks gedáán had vandaag.

 

15-8-08

Beidehand
Een groot deel van zijn leven had de man in huizen gewoond waar vreselijk aan verbouwd werd. Allereerst was daar natuurlijk al het afschrikwekkend voorbeeld van zijn ouderlijk huis, dat zijn vader met de hem kenmerkende grondigheid geheel eigenhandig jarenlang van beneden tot boven binnenstebuiten had gekeerd. Maar wat de man daar verder ook allemaal van mocht vinden of gevonden had, zelf had hij het, eenmaal volwassen, toch niet heel anders aangepakt. Zijn beste jaren had hij doorgebracht op kale vloeren en onder gestripte plafonds, tussen stapels gipsplaat, bossen hout, dozen schroeven en spijkers en bergen werk. Gereedschapskisten, overvolle puinzakken en aangekoekte cementkuipen. De cirkelzaag als vertrouwd obstakel midden in de kamer, overal stof, gruis en zaagsel om gek van te worden en de afgestoken muren om tegenop te vliegen. Met de hem kenmerkende grondigheid had hij geheel eigenhandig het ene na het andere huis van beneden tot boven binnenstebuiten gekeerd. En ook vandaag de dag bivakkeerde hij met zijn gezin in een huis dat weliswaar een droomhuis op het platteland was, maar dat na twee jaar toch ook wel steeds minder noeste arbeid nog altijd een grote hoeveelheid tijdelijk bedoelde en halfslachtige oplossingen kende. In een soms ergerniswekkende staat van onafheid verkeerde. Het leek er zo misschien op dat de man niets van de geschiedenis leerde, maar dat was slechts schijn. Wat hij bijvoorbeeld inmiddels wel wist, iedere klusser herkent het, was dat het ophangen van lampen en het afmonteren van stopcontacten karweitjes waren die altijd tot het allerlaatst bleven liggen. Soms jaren nadat het laatste kozijn geschilderd, het laatste muurtje gestuct en het laatste vloertje gelegd was, het laatste gaatje gestopt, het hele huis al ingericht en wel, zat je nog steeds bij het schelle licht van een kaal aan zijn draadjes bungelend peertje je krantje te lezen. Struikelde je soms nog over de loshangende stopcontacten. En dát had de man deze week nou eens buitengewoon handig aangepakt, want hoewel zijn droomhuis dus nog allesbehalve af was, had hij wel alvast alle lampen opgehangen. En alle stopcontacten afgemonteerd. Ha! Was hij zijn verbouwing deze keer mooi te slim afgeweest.

 

13-8-08

Betrapt
Zes weken vakantie, hadden zijn jongens van school gehad. Zes! Weken! Zijn vrouw zelfs zes-en-een-half! En zo goed als al die tijd hadden ze gezamenlijk, als gezin doorgebracht. In het vakantiehuisje, in de auto eropuit en in eigen huis en tuin. Zes-en-een-halve week was zijn domein niet langer zijn domein geweest. Had hij toeschouwers gehad bij alles wat hij deed en liet. Achtergrondgeluiden waar normaal de stilte heerste. Werd het ritme van zijn dagen bepaald door het lome vakantieleven, in de allerlaagste versnelling. Van laat uit bed en wat zullen we vandaag eens voor leuks gaan doen en morgen is er weer een dag. Gezellig nog een kopje koffie. Niet dat hij daar niet van genieten kon, dat was het niet, oh nee. Maar zes-en-een-halve week! Dat was hem misschien toch.. tja.. hij mocht dat natuurlijk eigenlijk niet zeggen en dat deed hij dan ook maar niet, maar hij was blij dat het er weer op zat. Toch had hij zich blijkbaar iets laten ontvallen vanochtend, toen zijn vrouw naar haar eerste werkdag vertrok, óf zijn gezicht had boekdelen gesproken, want zij vertrok met haar neus in de wind. En de deur sloeg met een boze knal achter haar dicht.

 

9-8-08

Proost
Teruggekomen van vakantie had de man zich voorgenomen dat hij eigenlijk wat kilo’s kwijt zou moeten raken en in één moeite door had hij besloten dan ook maar wat minder te gaan drinken. Niet dat het nou zo heel erg verschrikkelijk was allemaal, maar allicht zou het hem niet alleen wat extra pondjes schelen, het zou hem misschien ook nog eens de energie opleveren waaraan hij vond dat het hem nogal eens ontbrak. Beter gezegd: van eerdere pogingen tot geheelonthouding kon hij zich nog wel herinneren dat dat inderdaad zo was. Ook nu werkte het zo, want plotseling bleek hij vol overgave begonnen te zijn aan een karwei dat hij al enige weken voor zich uit had lopen schuiven: het inruimen van de nieuwe keukenkast, al was die dan ook nog niet helemaal klaar, en dus ook het uitruimen van de boekenkasten in de kamer, en de suitekast, die tot dan toe dienst hadden gedaan als bergruimte voor van alles en nog wat waar voorlopig nog even geen andere kast voor was, zoals onder meer dus het servies, het bestek, glazen, kopjes, bekers, dekschalen, enzovoort enzovoort enzovoort. In één grote beweging had hij alle verhuisdozen die al maanden in een langzaam verzakkende stapel op de overloop hadden gestaan en waarvan hij vermoedde dat er boeken in zaten, opengemaakt en uitgepakt om de nu leeggekomen boekenkasten opnieuw te vullen met waar hij ze voor gemaakt had. Behalve boeken trof hij uiteraard nog allerlei andere zaken, spullen en toestanden aan, die hij meteen schuimbekkend van de energie in stapels, bergjes, rijtjes en categoriën had verdeeld. Op het bed, op de vloer en de vensterbank, zijn buro en ieder ander min of meer horizontaal oppervlak binnen of net buiten handbereik. Het één kon naar de kringloopwinkel, het ander naar de vuilnisbak, met het volgende kon iemand anders misschien nog wel blij gemaakt en nog zo het één en ander. Veel ook moest evengoed nog worden bewaard. Ergens anders. In zijn ascetische roes trok de man daadkrachtig de conclusie binnenkort dan ook maar met de zolder te beginnen, zodat daar alles ordelijk kon worden opgeborgen en bovendien de overloop vrijkwam om de kamers van zijn jongens te vergroten, terwijl hij dan in de avonduren de benedenverdieping en de keuken verder afwerkte. Tussen het schrijven van zijn boeken en toneelstukken en liedjes door. Naast zijn perfect gevoerde huishouden en betrokken vaderschap en onbeperkt knutselen met de jongens. En zo buitelden de plannen en voornemens dwars door en over elkaar en was het in zijn hoofd al net zo’n onoverzichtelijke chaos geworden als in zijn huis. En was hij meer dan ooit aan een flinke borrel toe.