weblog archief juni 2008                        terug naar het bewijs »

30-6-08

Kombek?
Naast het huisvaderschap, en tussen tal van meer maar vooral mínder geslaagde carrières, projekten en opleidingen had de man in een lichtgrijs verleden - vóór de geboorte van zijn jongens maar ná die van zijn dochter - een paar jaar kindertheater gedaan. In een piepklein zaaltje met op zijn hoogst dertig stoelen was dat als duo begonnen en langzaamaan uitgegroeid tot een vrolijk gezelschap van drie acteurs en drie muzikanten. De man had dan dus steeds de voorstellingen en de liedjes geschreven, en durfde het daarom ook wel aan de hoofdrol op zich te nemen, en omdat hij dus nou eenmaal zelf de hoofdrol speelde, durfde hij het wel aan de voorstellingen en de liedjes te schrijven. Zoiets. In zo'n soort excuus-houdgreep had hij zichzelf dan te grazen genomen. Tja. Rijk was hij er uiteraard niet van geworden, integendeel, en beroemd ook al niet echt. Hoewel hij daar wél onbescheiden aan toe zou willen voegen dat de zalen en zaaltjes wáár hij dan speelde altijd goed gevuld en vooral ook enthousiast waren. Hoogtepunt wat dat betreft was het driedubbel uitverkochte weekje op de Parade. Jammer genoeg was de eindelijk dan eens onverwacht hoge opbrengst van dit succes dan weer aanleiding tot zoveel onhebbelijk gesteggel en gebakkelei dat het meteen ook het einde van zijn gezelschap betekende. Waarna hij het zo één, twee, drie niet aandurfde iets nieuws te beginnen, zijn jongens geboren werden en hij zich met plaatsvervangende passie op het huisvaderschap stortte. Wel was hij het altijd blijven missen. Werd hij regelmatig gekweld door heimwee en spijt want nóóit had hij méér het idee gehad zó op zijn plaats te zijn dan in díe periode. En nu was de man onlangs gevraagd een rol te spelen in een kindertheaterproduktie. En je zou dus verwachten dat hij dat dan met beide handen aan zou grijpen. Dat zou je verwachten. De man had dat zelf eigenlijk óók verwacht. Maar vreemd genoeg twijfelde hij. Aan zichzelf, natuurlijk weer.

 

27-6-08

Kombek
Zonder de toegewijde maar uiteraard onbetaalde inzet van een klein legertje ouders, meest moeders trouwens, was de gemiddelde basisschool in dit rijke en beschaafde land waarschijnlijk reddeloos verloren. Of op zijn minst een stuk minder leuk. Dus als betrokken vader was ook de man regelmatig op de school van zijn jongens te vinden. Zo tussen de moeders en de juffen had hij zijn draai als de leuke, enthousiaste lees- en knutselvader al snel gevonden. Als er een uitstapje gemaakt moest worden ging hij gezellig mee, zelfs als het een uitputtende vierdaagse schoolreis was, en voor de weeksluiting, de fancy fair, een toneelavond of het kerstfeest studeerde hij met geestdrift zelfgeschreven liedjes in met de kinderen. De afgelopen weken had hij zich zelfs zó enthousiast op de eindmusical van groep acht gestort dat zijn vrouw ervan was gaan morren. Vele uren, dagen en weekeinden die óók, en voor hetzelfde geld, aan het voorgenomen en afgesproken afwerken van zijn verbouwing hadden kunnen worden besteed, bracht hij door met het schrijven en repeteren van scenes en liedjes van wat steeds meer ook zíjn musical ging worden. Zó veel en vaak was hij de laatste maand doordeweeks op school dat hij 's ochtends niet alleen voor zijn zonen, maar ook voor zichzelf een lunchpakketje moest maken, en dat zijn jongens 's middags na schooltijd steevast een half uur ongeduldig op hém moesten wachten, in plaats van het gebruikelijke andersom. Kinderen gingen hem al meester noemen en andere vaders vroegen zich hardop af of hij blijkbaar niks béters te doen had de hele week. Dat ze hem nog nóóit hadden zien werken, riepen ze hem lacherig toe. En al was hij in tijden niet zo opgeruimd en energiek geweest, uiteindelijk was de man zichzelf óók een beetje gaan afvragen waar hij eigenlijk mee bezig was. Of hij het niet een beetje overdrééf allemaal. En waarschijnlijk wás dat ook wel zo. Maar nu hij hier zo stond, achter in de zaal, in het donker, met tranen van trots en ontroering voor zíjn groep acht op het podium, zíjn kinderen, die stijf van de zenuwen maar vol overgave zíjn scenes stonden te spelen, en zíjn liedjes stonden te zingen, kon hem dat níets meer schelen.

 

23-6-08

Barmhartig
Zijn jongste zoon was nogal gelukkig in het vinden van geld op straat. Het leverde geen fortuinen op maar het kwam toch vrij geregeld voor dat hij met alwéér een muntje van vijftig cent of ook wel met hele euro's tegelijk aan kwam glimmen van hebzucht en trots. Er was zelfs een tijd dat hij in de supermarkt, als papa met de boodschappen in de rij stond bij de kassa, alle andere kassa's óók even afliep, met een vorsende blik op de grond. Even geld vinden, noemde hij dat en verdomd als het niet waar was, hij kwam altijd terug met klinkende munt. Ook deze woensdagmiddag, dat papa met zijn jongens en hun twee vrienden naar een winderig en eigenlijk nogal onaangenaam strand was getrokken, was het zijn jongste die het briefje van vijf het eerst onder het bankje zag liggen en het opraapte. Aan de gezichten van in elk geval de twee vriendjes meende papa echter te zien dat op die oudste rechten wat hún betrof nog wel één en ander af te dingen viel. En omdat papa helemáál geen zin had een uiteindelijk nog buitengewoon geslaagd middagje zand en water af te sluiten met een eindeloze welles nietes discussie en boze gezichten, besloot hij ondemocratisch maar op zeer opgewekte toon dat ze van dat geld dan mooi met z'n allen een ijsje konden gaan kopen, in de stad. Een voorstel waar iedereen het uit volle borst mee eens was. Aanvankelijk. Want eenmaal op weg naar de toonbank bekende zijn jongste zoon zachtjes, met een sip gezicht, het eigenlijk wel erg jammer te vinden dat hij zijn vijf euro nu niet in zijn spaarpot kon doen. En dat híj het geld immers gevonden had. Waar papa óók wel weer in kon komen, zodat hij zijn zoon sussend en fluisterend beloofde hem het geld straks thuis wel weer terug te betalen. Bij het afscheid van de vriendjes, later op de middag, liet zijn jongste zich evenwel uitgebreid bedanken voor zijn gulle traktatie en toen zijn moeder thuiskwam en informeerde naar zijn dag kon hij het ook niet laten zélf nog even schijnbaar achteloos melding te maken van zijn genereus gebaar. En zich daarvoor minzaam glimlachend te laten complimenteren. En omdat hij er daarna bij hém niet meer op terugkwam verkeerde papa toch een paar dagen in de bemoedigende veronderstelling dat zijn jongste hier een wijze les had geleerd over geven en nemen en eerlijk delen en dat soort zaken. Maar vandaag maakte zijn zoon, zijn hand ophoudend, dan toch korte metten met die gedachte.

 

16-6-08

Aan de zijlijn
Langs de blauwgele mat van het judo-examen van zijn jongens raakte de man in gesprek met één van de moeders. Hij kende haar wel, het was de moeder van een vriendje van zijn jongste zoon. Het vriendje dat volgens zijn jongste zoon geen túin had, maar een bos, waar je makkelijk in kon verdwalen. Met een rivier erdoorheen. En ook een héél groot huis. Met paarden en een hele grote tv met heel veel computerspelletjes. En een wii natuurlijk. En zijn vader had een Jeep en zijn moeder had een Jeep en zelfs de oppas, die het vriendje meestal van school kwam halen, had een Jeep. Het vriendje ging, net als zijn ouders trouwens, altijd tiptop modieus gekleed in een spiksplinternieuwe outfit en het vriendje had niet één Albert Heijn voetbal-leeuwtje, maar een Albert Heijn-boodschappentas vol. De moeder filmde het judo-examen, met een heel klein cameraatje en voor de zekerheid maakte ze ook nog wat foto's, met één van haar mobieltjes. Ze werkte héél veel, vertelde de moeder de man berustend. Héél veel. Soms wel táchtig uur in de week, nét als haar man. Maar bij sportwedstrijden en toneelvoorstellingen van de kinderen probeerde ze wel altijd aanwezig te zijn. Dat was belangrijk, vond de moeder. Want dát waren de dingen die ze zich later zouden herinneren. De kids. De man had min of meer begrijpend geknikt. Maar: wát een armoe! had hij gedacht.

 

5-6-08

Liefhebbend
Eindelijk had de man de afgelopen week tijd en energie gevonden zijn schuurtje onder handen te nemen. Zijn timmerschuurtje. Waar hij, sinds ze hun droomhuis betrokken, een jaar geleden alweer, nog geen spijker in een stuk hout had kunnen slaan omdat het te onhandig en te gebrekkig was ingericht en het er bovendien veel te vol stond met zooi. Voornamelijk half of nog helemaal niet uitgepakte kisten en dozen en kratten en ordeloze stapels planken en plankjes en balken, resten en platen hout die op hun dooie gemak op nuttig gebruik elders of anders op zijn minst op een handiger plek stonden te wachten. Nooit was het er echt van gekomen het leeg te ruimen en in gebruik te nemen. Teveel werk en altijd iets beters te doen. Maar nu zijn verbouwing dan toch definitief in een fase was aangeland dat een zaagmachine in de kamer geen optie meer was en het erg handig zou zijn een praktisch ingericht en bruikbaar timmerschuurtje te hebben, had hij zich er deze week dus eindelijk toe gezet. Poepoe. Hij had zijn houtvoorraad nog eens opnieuw doorgenomen en wat nog bruikbaar was de trap op naar zolder gesleept. Dozen en zakken en tassen vol jarenlang bewaarde toeters en bellen en tierelantijnen had hij een betere plek gegeven. Nieuwe planken had hij aan de muur geschroefd, waarop hij zijn verzameling half-afgemaakte werkstukken, zijn merkwaardige materialen waar hij nog altijd plannen mee had, zijn schroeven en spijkers en potten lijm, kapotte lampen en wat al niet op ordelijke wijze kon opslaan en wegbergen. Zijn gereedschap had hij overzichtelijk opgehangen en van overgeschoten stukken hout had hij een nieuwe werkbank getimmerd. Zo. Dat zag er picobello uit, dacht de man, al dacht hij het zelf. Hier kon straks eens lekker gewerkt gaan worden. Trots leidde hij zijn vrouw rond door zijn mannendomein. Móói, vond zij het ook. Echt hélemaal zíjn plek. Een plek die bij hem paste, een plek zoals hijzelf. Een heerlijk bij elkaar geraapt zootje. En verdomd, meende de man toch zeker te weten dat hij dat zag, ze bedoelde het nog als een compliment ook.

 

3-6-08

Thorval
Vanaf dat hij het uit de bibliotheek had meegenomen, zat zijn oudste zoon stilletjes weggedoken in zijn hoekje van de lelijke groene bank, met het nieuwe stripboek. Een ingespannen frons en verdiept in zijn verhaal, onbereikbaar voor de wereld, zijn broer of zijn vader. Het was een romantisch stripboek over een moedige vikingjongen die de ene na de andere tegenslag en slechterik wist te overwinnen dankzij zijn dapper volhouden en slimme behendigheid, had papa gezien, toen hij het voor het afstempelen voor de zekerheid even doorbladerde. Precies het soort stripboek waar hijzelf vroeger ook helemaal in kon verdwijnen. En toen zijn zoon het na een tijdje zuchtend uithad, wist papa ook meteen weer waarom, want, zwijmelde zijn jongen nog even na: díe jongen zou ik óók wel willen zijn.