|
|
weblog
archief mei 2008
terug naar het bewijs »
29-5-08
Wil en dank
Waarschijnlijk in een vlaag van vaderlijke toegeeflijkheid had de man zijn
jongens beloofd dat zij voortaan eens in de twee weken gezamenlijk zouden
gaan zwemmen, op woensdagmiddag. Zelf was hij er niet dol op, op zwemmen,
maar zijn jongens kon je bijna geen groter plezier doen en de man vond dat
hij dat dan maar voor ze over moest hebben. Het was ook nog eens goed voor
ze, tenslotte. Met de tweewekelijkse regelmaat lichtte hij wel een beetje
de hand, moest hij er eerlijk bij zeggen, maar vanmiddag kwam het er dan
toch maar weer eens van. Vanwege de gezelligheid en om zijn imago van
leuke betrokken vader een beetje op te poetsen ging hij natuurlijk
manhaftig met zijn jongens mee te water. Hij zou wel weer zien wat het
werd. Hij had zich voorbereid op een stief uurtje tikkertje, pakkerdje of
krokodilletje spelen, met grote ballen en drijvende matten en een hoop
geduw en getrek en gedoe en anders zou hij wel zorgen in gesprek te raken
met een leuke schaarsgeklede moeder die ook aan de kant haar tijd uit hing
te dobberen. Dat kon best nog, vond hij. Dat hij zijn bril ophield in het
zwembad was natuurlijk een beetje vreemd, maar zijn haar leek dan weer een
stuk minder grijs wanneer het nat was en als hij maar ver genoeg onder
water bleef zag je niet hoe lelieblank zijn embonpoint nog was vergeleken
met zijn charmante gebruinde kop. Nu hadden zijn jongens al meteen bij
binnenkomst een spelletje met zijn tweeën bedacht, met rubbereendjes in
het handwarme kikkerbadje, dus die hadden hem duidelijk voorlopig niet
nodig, en de enige leuke schaarsgeklede moeder klom juist opgelucht op de
kant: zij had haar tijd er al op zitten, verzamelde haar kroost en
vertrok. De man restte niets dan een handvol lawaaiige tieners en een zo
goed als verlaten bassin. En de mogelijkheid eens een paar sportieve
baantjes te trekken natuurlijk.
28-5-08
Onder de mensen
De laatste tijd had de man niet zo lekker in zijn vel gestoken, zoals dat
tegenwoordig heette. Oude spoken en demonen hadden hem bezocht en daar was
hij knap chagrijnig van geworden. Of misschien ging dat ook wel andersom.
Dat hij eerst zo'n beetje onbestemd chagrijnig was en dat de spoken en
demonen daar dan op af kwamen. Om het nog erger te maken. Dat wist hij
eigenlijk nooit zo precies, hoe dat werkte en waarom dat was. Hij was geen
psycholoog tenslotte. Maar leuker werd het er niet van, dat was duidelijk.
Miskend en verongelijkt monkelde hij zich door de dagen en mopperde op
zijn vrouw, als ze thuis was. Zoals gezegd: leuker werd het er niet van.
Zijn vrouw, die zijn gesomber niet meer áán kon horen of zien, dacht
uiteindelijk streng dat hij te weinig onder de mensen kwam. Zelf vond de
man dat een vreemde conclusie want als hij nou ergens géén behoefte aan
had, was het aan onder de mensen te zijn. Toch moest hij achteraf toegeven
dat zijn vrouw misschien ook wel weer een beetje gelijk had gehad, op een
bepaalde manier. Het toeval wilde namelijk dat er dat weekend een uitje
naar de Efteling op het programma had gestaan en dat de man zich dus
noodgedwongen voor zijn kinderen een dag lang onder de mensen had begeven.
Onder héél véél mensen zelfs. Dwars door een tienduizendkoppige,
rondsjokkende meute had hij zich van de ene urenlange wachtrij naar de
andere gesleept, trapje op en trapje af, hekje linksom hekje rechtsom, om
zich samen met zijn wezenloze, volgevreten medemens in bootjes, karretjes
en treintjes te persen en in het rumoerig vertier te storten. Aan het eind
van de dag was hij zó blij en opgelucht geweest dat het voorbij was, en
dat hij dit voorlópig niet meer hoefde, dat het nu al weer stukken beter
ging, dank u wel.
15-5-08
In de kerk geboren
Alle opvoedkundige clichés en dooddoeners waar zijn ouders hem vroeger
tot meer dan vervelens toe mee om de oren hadden geslagen, en waarvan hij
zich dan ook heilig had voorgenomen ze nóóit maar dan ook nóóit tegen
zijn eigen kinderen te gebruiken, had de man inmiddels wel eens, of vaker
dan eens, hartgrondig in de mond genomen. Wat wou je ook, met drie
kinderen? Sommigen waren zelfs al min of meer ongemerkt in zijn eigen
standaardrepertoire terechtgekomen. Mond dicht en eten, bijvoorbeeld. Of:
omdat ik het zég! Nogmaals: wat wou je ook? Met drie kinderen? Een
uitzondering kon de man daarbij gelukkig nog maken voor het galmend ‘we
stoken niet voor de gang!’ van zijn vader. Waarmee hij bedoelde dat je
de deur achter je kont moest dichttrekken, als je de kamer in- of uitliep.
We stoken niet voor de gang, dát had de man nog nóóit tegen zijn
kinderen geroepen. Omdat hij altijd centrale verwarming had gehad, in zijn
huizen. Niet omdat zijn zonen de deur zo keurig achter zich sloten. Deur
dicht! riep de man daarom véél meer dan eens per dag, met toenemende
ergernis, omdat als zijn jongens de deur niet sloten de tocht het wel voor
ze deed. Met het soort knal waar papa een afschuwelijke hekel aan had, ook
omdat de barsten ervan in zijn nog maar net geschilderde deur sprongen.
Deur dicht! Vandaag had hij het ter gelegenheid van de tiende keer in
vijftien minuten zelfs zó hard en geërgerd tegen zijn jongste zoon
geroepen dat hij zich er een beetje schuldig over was gaan voelen. Het
bleven kinderen, tenslotte, had hij gedacht. Maar al te lang hoefde hij
zich er niet schuldig over te voelen want binnen twee minuten had zijn
zojuist nog zo bedremmelde jongste de deur alwéér met een oorverdovende
knal achter zich dicht laten tochten. Het bleven kinderen, tenslotte.
14-5-08
Dus
Nou was het geen winter van betekenis geweest natuurlijk, maar toch.. de
man was evengoed elke ochtend maar liever lekker ingepakt in warme sjaal
en handschoenen en met een dikke trui onder zijn winterjas op de fiets
naar school geklommen. Zo niet zijn jongens. Die hádden niet eens een
sjaal, geloofden ze, wanneer de man er wel eens naar vroeg, als hij het
bijzonder koud vond. En hun handschoenen waren ze kwijt. Of ze lagen op
school, of juist thuis, of ergens anders. Als het regende, hagelde of
sneeuwde viel het altijd heus wel mee, het was in elk geval nóóit erg
genoeg voor een regenpak, en dat ze hun jas dicht moesten, over hun
t-shirt, was eigenlijk een belediging voor hun geharde stoerheid want het
wás namelijk helemaal niet koud! Ze hadden het dus juist stikheet! Nu het
dan eindelijk lente was, hoera!, met zomerse temperaturen zelfs, moest
papa zijn jongens vanmorgen bij het eerste ritje naar school juist weer
vragen of ze het nou niet veel te wárm hadden, met die dikke vesten aan.
Dichtgeritst tot aan hun kin en de capuchon over de ogen. Maar dat was
niet zo. Want het was koud. En binnen hielden ze hem dus ook aan.
8-5-08
Cirkel
Een beetje onrustig, was de man de laatste tijd. Rusteloos. Hij moest en
zou weer eens van alles en nog wat, van zichzelf. Besluiteloos raasden en
tolden zijn gedachten van het ene naar het andere karweitje, klusje of
werkje, van de ene taak naar de volgende, van plan naar plan naar projekt
en er kwam maar weinig uit zijn handen. Zóveel zou hij kúnnen doen dat
de dagen zich telkens moeiteloos leken te vullen met alleen maar het
vergeefs trachten te besluiten wat nou het belangrijkste was, wat het
handigste om als eerste te doen, wáár hij moest beginnen. En moe en
ontevreden blikte hij dan terug op de dag die voorbij was: wéér te
weinig gedaan. Zodoende had hij besloten zich maar weer eens een tijdje op
zijn verbouwing te concentreren, één van de grotere projekten die hem
bezighielden en waar hij voorlopig mee vooruit kon, en was hij deze week
begonnen aan de grote keukenkast die al máánden zéér hoog op de
planning stond te trappelen om gemaakt te worden. En op de verlanglijst
van zijn vrouw. Al timmerend en zagend en passend en metend kwam hij
inderdaad weer helemaal tot zichzelf. Wat was het toch heerlijk om iets
moois te maken, met je handen, dacht de man, iets helemaal van jezelf. Hij
genoot van zijn groeiende werklust, keek tevreden terug op zijn dagen. Het
was góed, dacht hij ook, om je zo op één ding tegelijk te richten. Dat
gaf rust. Als hij die kast straks af had, zou hij dus ook rustig verder
gaan met de deurtjes en de laatjes in de keuken. De plinten in de kamer en
de gang, de boekenkasten afwerken. Dan zou hij trouwens ook meteen maar
eerst nog zijn timmerschuurtje leegruimen en anders inrichten want daar
kon hij zijn kont nu niet keren. Kon meteen de wasmachine op een verhoging
en als hij boven op de overloop de boel een beetje verzette en verschoof
kon er een hoop hout en rommel uit zijn schuurtje bij, kon hij daar
misschien ook weer eens één van zijn kunstwerkjes timmeren, en met zijn
jongens knutselen en dan kon hij in de avonduren mooi zijn boeken ook
schrijven en zijn liedjes en zijn site vernieuwen en zou het er eindelijk
eindelijk eindelijk allemaal van komen!
|
|
|