|
|
weblog
archief maart 2008
terug naar het bewijs »
31-3-08
Op en in de bol
Gelaten maar verwijtend droeg zijn huishouden vanochtend de overduidelijke
sporen van een doenig weekend in en uit en heen en weer de trap op en af
rennende kinderen op modderlaarzen in natte broeken en met zand in hun
sokken en jassen, de zaterdagse krant met koffie en zelfgebakken
kruimeltaart, een uitgelaten logeerpartijtje, een rozig zondagavonds
etentje en borrel na met de buren plus nog het achterstallig onderhoud van
de week ervoor. Zelfs voor een mannenhuishouden was het nu toch echt te
erg geworden, dacht de man bij zichzelf, en besloot energiek er dan maar
eens wat aan te doen vandaag. Het was tenslotte niet voor niets maandag en
lente. Hij zou de bedden verschonen, nam hij zich voor, de afwas doen, en
de was. Hij zou het hele huis stofzuigen, van onder tot boven, de kleedjes
kloppen, de matten en matjes, de keukenvloer dweilen, de gang.. de hele
bliksemse boel weer op en top spic en span. Hij zette de stofzuiger vast
klaar in de kamer, een gezellig muziekje erbij en kijk, daar was de
wasmachine ook al klaar met het eerste wasje. Fluitend liep de man ermee
naar buiten want daar was warempel een bijpassend lentezonnetje gaan
schijnen, speciaal voor hem. Vrolijk meezingend met zijn muziek, die door
de openstaande tuindeuren schalde, hing de man de schone spulletjes aan
het wasrek. Zó lekker scheen het zonnetje op zijn bol dat hij zichzelf op
een kopje koffie in de tuin trakteerde. Dáár zat de man, op zijn bankje,
in zijn hemmetje in de zon. Heerlijk. Tevreden keek hij om zich heen. Het
begon alweer aardig te leven ook, zo hier en daar. De berk stond prachtig
lichtgroen in de knop, de seringen stonden op springen, de rabarber stak
zijn rode stengels alweer flink uit het gras omhoog. De kat deed
potsierlijke pogingen een bromvlieg te pakken te krijgen. In de sloot
waren waterkippen druk met hun nest in de weer. Een vis blikkerde boven
het water uit. De man dacht aan zijn vrouw. Of hij nog een beetje van het
mooie weer genoten had, zou zij vanmiddag vragen, wanneer zij thuiskwam
van haar werk. Dat vroeg ze altijd, als het mooi weer was geweest. Meestal
antwoordde hij dan brommend maar naar waarheid dat hij wel héél éven
buiten had gezeten, maar verder te druk was geweest. Met van alles. En nog
wat. Jammer, vond zijn vrouw dat dan steeds. Vandaag, besloot de man
opeens, pakte hij het eens ánders aan. Hij zou zijn boek van boven halen,
een grote pot thee zetten met iets lekkers erbij, en de hele middag in het
zonnetje blijven lezen, op zijn bankje, in de tuin. De stofzuiger en de
afwas liet hij staan, de bedden onverschoond, de was ongesorteerd. Hij
ging van het mooie weer genieten. Zijn vrouw kon trots op hem zijn,
vanmiddag. Oh, hij verheugde zich nu al op haar komst.
27-3-08
Truste
Normaalgesproken had de man er niet zo'n last van, maar met de lente zo
heerlijk in aantocht werd hij vanochtend plotseling bevangen door een
eerste, zeer kórte vlaag van huishoudelijkheid. Waarin hij besloot de
bedden eens even lékker open te gooien, net als de ramen en de deuren, en
de frisse buitenlucht verder de rest te laten doen. Het was inderdaad een
zéér korte vlaag. Toch kon hij dit luttel karwei niet eens afmaken want
zijn jongste zoon, in het dagelijks leven toch het tóónbeeld van
puberaal bravoure en achteloze stoerheid zoals hij bijvoorbeeld regelmatig
even thuis van kleren en schoenen kwam wisselen omdat hij per ongeluk in
de sloot was gevallen, had vóór hij naar school ging zijn knuffelbeertje
nog even zorgzaam ingestopt onder zijn dekbed. Waardoor papa dat bed dus
niet open kon gooien. Omdat beertje nog zo lekker sliep.
26-3-08
Mannenpraat
Natuurlijk was de man lang niet de enige vader op het schoolplein. 's
Middags bij het afhalen en het grote wie speelt bij wie ritueel was hij
nog wel eens ruim in de minderheid, tussen de part-timende en zorgende
moeders, maar 's ochtends bij het wegbrengen waren er zát vaders die de
glimmende veel te grote leasewagen van de zaak even langs het schoolplein
parkeerden om hun kroost demonstratief stoeiend en kameraadschappelijk op
de bovenarm stompend naar de klas te benen. Hun kids. Al keurig gesteven
in krijtstreep, de telefoon vast in de aanslag en helemaal klaar voor weer
een nieuwe, lange dag als succesvol ondernemer of iets anders belangrijks
stonden ze dan in het klaslokaal voornamelijk luidruchtig met elkaar te
praten en te lachen en elkaar op de schouders te slaan. De gesprekken
gingen over voetbal en auto's en zaken en geld. Verzekeringen en korte
gedingen. Het zou wel netwerken zijn, dacht de man, en hij liep er altijd
maar een beetje omheen. En de vaders ook om hem, dacht hij wel eens.
Hoewel er vanochtend toch opeens één het woord tot hem richtte. De man
stond een rijtje kleurige tekeningen te bekijken toen één van de vaders
hem een tekening aanwees en trots constateerde dat die jongen van hém die
gemaakt had. De man beaamde dat het een mooie tekening was, met een leuk,
aandoenlijk gedichtje er ook onder en hij wees de vader op een grappig
detail. Of het nog gelukt was met zijn huis, vroeg de vader toen joviaal.
Wat de man nogal verbaasde omdat zijn verbouwing eigenlijk alweer een
tijdje stillag en hij zich trouwens ook nauwelijks kon voorstellen dat de
vader zou weten dat hij überhaupt met een verbouwing bezig was. Toen één
van de andere vaders plotseling bleek opgedoken, en met veel bravoure
begon te vertellen hoe hándig hij dat inderdaad allemaal had aangepakt,
met de onderhandelingen en de hypotheek en de aannemer, begreep de man hoe
het zat. Het gesprek met hem was klaar. De mannen waren weer onder elkaar.
Met mannenpraat. En dat sprak noch verstond de man. Hij groette beleefd en
liep heen. Maar geen vader die het merkte.
19-3-08
Seksuelietijd
Opgewonden giechelend en proestend van de pret vertelde zijn jongste zoon
wat hij nú toch voor grappigs had gezien op school. Uit het giechelen
meende de man al wel ongeveer te kunnen opmaken waar het over zou gaan, en
inderdaad, giechelde zijn jongen samenzweerderig verder, was er op school
een boek over seksuelietijd besproken. Over seks dus! Vond zijn zoon het
duidelijk erg leuk om dat woord er nou eens ongegeneerd hardop uit te
gooien. Seks! Joehoeoe! Wat het nou precies was, dat wist hij bij verder
doorvragen eigenlijk niet, maar grappig was het wel want ín dat boek, en
nu moest papa maar eens even goed opletten beduidden zijn fonkelende
oogjes, in dat boek stond dus een pláátje! van een blote vrouw! en die
lag op haar rug! en daar bovenóp.. lag een blote mán! Als dát niet
grappig was, wilde hij maar zeggen, dan wist hij het ook niet meer. Die
waren dus aan het vrijen. Om een kindje te maken. Dat had de juf allemaal
verteld, was papa toch wel een beetje benieuwd om te horen, want het was
de week van de lentekriebels. Over liefde en zo. En dus ook seks. En daar
had papa inderdaad vluchtig iets over in de krant gelezen, dat dat voor
basisschoolkinderen ont-TMFd of zoiets moest worden, als tegenwicht voor
de eenzijdige geseksualiseerde beelden die kinderen op internet en
televisie te zien kregen. Vol vrolijke overgave vertelde zijn zoon verder
over wat hij allemaal nog meer geleerd had vandaag. Over piemels die in
vagina's werden gestoken, en heen en weer bewogen. En dat dat een lekker
gevoel gaf. Maar dát, gaf hij toe, had hij niet van de juf. Dat had zijn
vriendje later voorgelezen. Het stoere middelpunt van een groepje
giebelende jongetjes, stelde de man zich zo voor. De juf had naderhand nog
wel met ze besproken waarom er nou toch altijd zo gegiecheld moest worden
bij dit onderwerp. Maar dat had de man dan weer een beetje een domme vraag
gevonden. Want wat kon je als jongetjes van acht en negen nou ánders - en
beter - doen dan er maar om giechelen? Ont-TMFder dan dat kon het toch
eigenlijk niet?
14-3-08
Oncombi
Direct na het onderzoek, vorige week in het ziekenhuis, de jaarlijkse
controle, hadden zijn vrouw en de man al te horen gekregen dat er gelukkig
niets bijzonders te zien was op de foto, en dat ze dus voorlopig weer even
door konden, met het normale leven alsof er niets aan de hand was. In elk
geval tot het volgende onderzoek, volgend jaar. Dus daar hadden ze die
middag maar een borrel op gedronken en zich samen in het nieuw gestoken,
wat moest je anders doen. Deze middag had zijn vrouw dan alleen nog een
afspraak met de arts, om die uitslag ook officieel bevestigd te krijgen en
de toekomst te bespreken. Maar omdat de man en zijn vrouw dus inmiddels
waren doorgegaan met het dagelijks leven, en dan zie je maar eens hoe snel
dat dan weer gaat, hadden ze vanmorgen ruzie gekregen. Zo'n ruzie die in
alle huwelijken wel eens voorkomt, naar het schijnt, en waarmee zijn vrouw
snuivend en met opgeheven boze kop zonder kusje de deur uitging om de man
voor de rest van de dag in zijn bokkige sop gaar te laten koken. En toen
zij 's middags weer thuiskwam, met de officiële uitslag, waren ze allebei
toch een laatste beetje opgelucht, maar ook nog een laatste beetje boos.
Een combinatie die heel merkwaardig aanvoelde inderdaad.
11-3-08
Een aanrader
Van hun vriendje en vriendinnetje hadden zijn jongens bij het vertrek uit
de grote stad ieder een konijntje gekregen. Pluisje en Japan. Voor bij het
nieuwe leven op het ruime platteland. De eerste dag was het een groot
succes geweest en werden de nieuwe lievelingsdieren van opstaan tot
welterusten zo goed als onafgebroken geknuffeld, geaaid en gevoederd,
opgetild en betutteld en bedaan. Daarna was het snel bergafwaarts gegaan
met de liefde want het avontuurlijk buitenleven riep nogal hard en er was
van alles en nog wat te doen dat oneindig veel spannender was dan een
beetje suf met een konijn op schoot zitten tuttebellen. Laat staan dan
zo'n smerig hok schoonmaken. Héél even was de hartstocht opnieuw tot
smartelijke hoogte opgelaaid toen Pluisje er al na een paar weken de brui
aan gaf en zijn vervuilde hok verruilde voor de konijnenhemel, waar
smetteloze duinenrijen zich eindeloos koesterden in een immer ondergaande
lentezon. Sindsdien deden zijn jongens samen met één konijn. Dat ze in
gebroederlijke eensgezindheid verwaarloosden maar waarover de meest
ordinaire, verbeten en verhitte ruzies door het huis knalden en gierden
wanneer er gevoerd of verschoond moest worden. En wie er dan wel of niet
aan de beurt was voor welk gedeelte van het karwei. Met allerlei
uiteenlopende en geavanceerde toerbeurtsystemen en taakverdelingen,
beloningen en straffen, van goede ouder-kind-gesprekken tot primitieve
dreigementen hadden zijn vrouw en de man geprobeerd het positief effect
dat de verantwoordelijkheid en de zorg voor een huisdier dan op kinderen
zou hebben ook daadwerkelijk te bereiken, maar het enige dat het ze
opleverde waren boze gezichten en herrie in huis. En een zwaar depressief
konijn, in zijn modderig hoekje achter de tralies in de tuin, dat de man
in elk geval niet meer in de doffe kraalogen durfde kijken. Dat het zo
niet langer kon, had hij op een dag de vuist op tafel geslagen. En dat het
konijn maar naar een ander baasje moest, dat meer van hem hield en beter
voor hem zou zorgen. Daar waren zijn jongens het opgelucht en hartgrondig
mee eens geweest en bovendien hadden ze er de voorbarige conclusie aan
verbonden dat, nu het konijn dus technisch gesproken niet meer van hen
was, het dus nóg onrechtvaardiger was geworden dat zij dan tóch voor dat
beest, waar ze immers niet eens om gevráágd hadden, moesten zorgen. Na
een laatste ouderlijke woede-uitbarsting en een moeizame zoek- en
leurtocht van weken, want wie wil er nou een konijn, was er vandaag dan
eindelijk een nieuw baasje gevonden. En zou Japan het gezin morgenochtend
vroeg verlaten. Dat mocht niet onopgemerkt voorbijgaan, hadden zijn
jongens vanmiddag bedacht. Het was tenslotte hun lievelingsdier.
Uitgebreid werd het stomverbaasde beest op schoot genomen en met lieve
stemmetjes toegesproken. Geaaid en betutteld en bedaan. Een lekker schoon
hokje werd er voor hem gemaakt, met een vers bakje voer en een fris flesje
water, en allebei wilden ze nog op de foto, met die lieve, schattige
Japan. Dus al met al had zijn gezin er dan toch maar mooi twee dagen
plezier van gehad. De eerste, en de laatste.
7-3-08
Schaduw
Voor de derde keer alweer zou de man zijn vrouw vanmiddag naar het
ziekenhuis begeleiden voor de jaarlijkse controle. Standaardprocedure, na
haar operatie. Routineonderzoek. Geen enkele reden tot zenuwen, paniek of
ongerustheid. Sterker nog, de controle was juist geruststellend bedoeld.
Een jaarlijkse bevestiging van de dagelijkse praktijk dat het leven zijn
gang had hernomen en de ziekte was overwonnen. Prentte de man zich
allemaal in. Maar het hielp hem niet. Ook deze derde keer voelde hij zich
hardhandig met de neus op de feiten gedrukt, dat het nooit meer helemaal
hetzelfde zou worden, het leven. En dat het monster zich misschien stil
hield, maar dat dat niet betekende dat het overwonnen was. Dat de dreiging
ze altijd zou vergezellen. Op de achtergrond. In de schaduw. En ook deze
derde keer was het de man alsof ze het wreed en willekeurig regerend lot
beleefd en onderdanig om toestemming gingen vragen te blijven doen wat ze
deden. Alsof er niets aan de hand was.
5-3-08
Het blauwe goud
Jarenlang was het leven tot ieders tevredenheid goed en rustig verlopen zónder,
maar opeens stond het huiselijk leven de laatste week geheel in het teken
van de smurfen. U weet wel waarom. De man zag het met lede ogen aan want
hij was de moppersmurf: hij háátte dit soort spaaracties én: hij háátte
smurfen. Zijn jongens hadden ze echter meteen bij verschijnen
hartstochtelijk geadopteerd en die páár blauwe dwergjes waar ze dan aan
waren gekomen, via ingenieuze ruiltransacties met knikkers of dankzij
vrijgevige vriendjes die de hele serie al driedubbel-blasé hadden,
stonden 's ochtends en 's avonds liefdevol om hun bordjes gegroepeerd. Met
warm-vochtige, koesterende stemmen werd de schattigheid van babysmurf
opgehemeld, die ze nog niet hádden, en in broederlijk conclaaf werd
bekeken en ingeschat van welke vriendjes de moeders morgen of verderop in
de week nog naar Albert Heijn zouden gaan, wie ze beiden zouden kunnen
benaderen met een vriendelijk verzoek of voorstel en hoe er vervolgens
over en heen en weer geruild zou moeten worden om in elk geval één
babysmurf te bemachtigen. En wie die tenslotte mocht hebben. Papa verdomde
het ondertussen om naar Albert Heijn te gaan, want hij was de moppersmurf:
hij háátte Albert Heijn én: hij háátte smurfen. Al kon hij zich dan
ook wel weer voorstellen dat zijn jongens die misbaksels héél graag óók
wilden hebben en dat ze maar moeilijk konden bevatten waarom nou
uitgerekend hún vader zijn boodschappen in iédere andere supermarkt dan
Albert Heijn deed. Terwijl bij het gros van hun vriendjes de zakken úitpuilden
van het blauwe goud. Papa kon zich ook nog héél goed herinneren hoe
hijzelf altijd was aangewezen geweest op de nauwelijks ontwikkelde
barmhartigheid van schoolvriendjes en jongetjes uit de straat wanneer het
ging om begerenswaardigheden als speldjes en sleutelhangers. En dáárom
had papa dan ook zo'n hekel aan dit soort spaaracties. Omdat ze zó dus
werkten. Dat papa dus tóch alweer bijna overstag stond te gaan, toen zijn
jongens hem om het hardst smeekten vandaag toch alsjeblíeft zijn
boodschappen bij Albert Heijn te doen, omdat ze hoopten dat zij dan de
grote smurf kregen. En dat papa dat dan wel begreep. Maar papa trapte er
niet in. Hij dééd het níet. Het was al erg genoeg dat hij al ruim een
week met dat debiele liedje in zijn kop liep.
4-3-08
Bij jou of bij
mij?
Of hij vanmiddag af mocht spreken met zijn nieuwe vriendje, riep zijn
jongste zoon hem op school de gang door tegemoet, nog vóór hij zijn
vader zelfs maar gedag had gezegd. Híj ging dan met het vriendje mee naar
huis en diens moeder vond het goed, maaide hij meteen maar het
standaardgras voor papa's voeten weg. En ach, papa vond het wel een lekker
rustig idee, het was goed volk, en hij was alweer op weg naar de deur en
zijn twee extra vrije uurtjes toen bleek dat de moeder van het vriendje
het toch beter uit vond komen wanneer er bij hém thuis werd gespeeld.
Vanwege de werkster. Nou, dat vond papa natuurlijk ook wel weer best, wat
maakte het allemaal uit tenslotte. Het was lekker weer, er was genoeg te
spelen in huis, in de tuin of in de buurt en desnoods zette hij de kist
met houtjes en spijkers en het gereedschap wel weer op tafel.
Mogelijkheden te over, had de man zo gedacht. Maar het nieuwe vriendje
trok een benauwd gezicht. Dat wilde toch liever bij zichzelf thuis spelen.
En niet vanwege de verlegenheid, zoals de man eerst nog vertederd dacht,
de eerste keer bij die vreemde meneer, maar nee: bij zijn jongste zoon was
het zo sáái! Had zijn jongste zoon zijn nieuwe vriendje ingefluisterd.
3-3-08
Niet eerlijk en
gemeen
Al sinds ze de benodigde woorden konden uitspreken vonden zijn jongens van
alles en nog wat niet eerlijk en gemeen en moest wat gebeuren moest bij
toerbeurt gebeuren. De man hád al wat lijstjes en systemen bij moeten
houden. Wie er aan de beurt was om voorop op de fiets te zitten, of juist
achterop. Wie er aan de beurt was om de deur open te doen, wie er aan de
beurt was om de deur dicht te doen, wie de tafel moest dekken, wie de
tafel moest afruimen, wie de kat eten mocht geven. In wiens kamertje er
werd voorgelezen. Toen zijn jongens er op een kwade dag zelfs luidruchtig
indirect op aandrongen dat hij ging bijhouden wie er welke ochtend of
avond als eerste of juist als laatste zijn tanden mocht of moest poetsen,
had de man besloten dat het genoeg was geweest en dat ze het voortaan maar
lekker zelf uit moesten zoeken. Dat hij dan zijn oren wel dichtdeed. En
dat het sowieso niet zo veel uitmaakte of hij zich er nou mee bemoeide of
niet omdat er, lijstjes en systemen of geen lijstjes en systemen,
uiteindelijk tóch altijd een hoop gekrakeel aan van alles en nog wat
voorafging. Het hoorde er nou eenmaal bij, was die dag zijn wijze
conclusie en sindsdien was zijn enig antwoord op ieder verzoek om
bemiddeling in dit soort zaken een afrondend: tja.. ík weet het óók
niet. Waarop zijn jongens hun altijd-of-nooit-gekrakeel meestal nog even
voortzetten om vervolgens, al of niet stampend de trap op of af en met een
slaande deur hier of daar, te doen wat er te doen viel. Zo ook deze keer.
Toen het konijnenhok moest worden schoongemaakt, een werkje dat ze, om een
toerbeurtsysteem bij voorbaat al overbodig te maken, altijd samen moesten
doen. En zijn jongste zoon op hoge toon kwam klagen dat het niet eerlijk
en gemeen was dat zijn broer daarbij áltijd en hij dus nóóit het vieze
werk mocht doen.
|
|
|