weblog archief februari 2008                        terug naar het bewijs »

25-2-08

Loesoe
Zijn vrouw en de man hadden dit weekend gasten over de vloer gehad. Een oude vriend uit de grote stad kwam hun zijn nieuwe vriendin voorstellen. En hen aan zijn nieuwe vriendin. Dat werd dus een middagje wederzijds verkennende gesprekken waarin, zoals te verwachten en te doen gebruikelijk was, de en-wat-doe-jij-vraag over en weer over de tafel vloog. Zijn vrouw vertelde enthousiast over haar school en haar klas, haar ideeën over haar werk en het onderwijs in het algemeen. De nieuwe vriendin werkte lange uren en volle weken als advocaat bij het internationaal gerechtshof, werd als zodanig ook nog even gebeld, waarvoor welgemeende excuses, en de oude vriend had juist deze week zijn bedrijf verkocht en was met een nieuw begonnen. En hoewel hij eerlijk gezegd met geen van drieën echt zou willen ruilen, vond de man zijn doodgebloede carrière als tekstschrijver zonder opdrachten, zijn bandje dat nooit ergens optrad, zijn in de kiem gesmoorde praktijk als kunstenaar, zijn opgeheven kindertheater, zijn ordeloze stapel wilde plannen en mislukte projekten wel weer erg schril bij alles en iedereen afsteken.

 

23-2-08

Gedruil & gemotter
Misschien kwam het wel door de van de week weer tevoorschijn gehaalde kratten met elpees, waarmee hij zichzelf een paar dagen luidruchtig had teruggevoerd naar zijn reeds lang, lang vergleden jonge jaren. De jaren waarin hij alles zeker wist en hij bruisend en stuiterend van energie, idealen en plannen zijn hele leven nog blanco vóór zich had liggen, louter kansen en mogelijkheden. Misschien ook was het de pruttelende en sputterende nasleep van griep, koorts en medicijnen die hem parten speelde. Zijn voet die maar pijn bleef doen, en hem het lopen belette. Waarschijnlijk ook duurde de winter gewoon weer veel te lang, met dat grijze gewaai en dat natte gedruil en gemotter. Wat het ook was, de man was al dagen in een sombere, donkere stemming. Nergens had hij plezier in, of zin, en nergens zag hij de zin van in. Het was allemaal niks of nog minder. Zijn leven had hij verprutst, alle kansen en mogelijkheden, en het was te laat er nog wat van te maken. Zó stonden de zaken er voor. En de was en de afwas, de boodschappen en zijn ruziënde jongens konden daar helemaal niks aan veranderen.

 

20-2-08

Auwd
In een vlaag van ongerichte dadendrang, een tikkeltje koortsig nog wellicht, had de man zijn muziekinstallatie van zolder en uit het beschermende plastic gehaald. Nu de verbouwing beneden zo'n beetje op het einde liep, en de ergste stofzooi daar achter de rug was, kon dat wel weer eens, had hij zo gedacht. Was hij tenminste eindelijk van dat schelle en steeds maar haperende gettoblastertje verlost en zouden er weer eens fatsoenlijke bassen te horen zijn. Heerlijk. Kon hij ook eindelijk zijn elpees weer eens draaien. Onder warme en nieuwsgierige belangstelling van zijn jongens, voor wie dit ouwe spul allemaal weer zo goed als nieuw was, haalde hij voorzichtig het ene na het andere pronkstuk uit de hoes en liet hij de jaren tachtig op volle kracht herleven. Van veel elpees wist de man nog precies waar en wanneer hij ze gekocht had. En waarom. Hij wist nog welke elpees zijn draaitafel soms wekenlang niet af geweest waren, en welk gevoel ze bij hem hadden opgeroepen. Zeg maar gerust: welke sensatie! Welke drankovergoten feesten erbij hadden gehoord, welke popfestivals, welke oeverloze discussies. Tjongejonge, dacht de man, wat wás het allemaal lang geleden. Met open ogen trapte hij in zijn eigen val. En nu zat hij zich alweer de hele dag onbedaarlijk en hopeloos oud te voelen.

 

14-2-08

Primeur
Inmiddels noodgedwongen maar weer een klein beetje op de been fietste de man zijn jongens naar een verjaardagspartijtje in het zwembad, van een gezamenlijk vriendje. Zijn oudste zoon ging parmantig voorop, hij had er zin in. Met waterige ogen bezag de man zijn zoon van achterop. Hoe groot dat allemaal al werd, dacht hij weinig origineel. Hoe stoer en achteloos dat alweer op de fiets zat. En nu pas zag de man dat het nog stoerder en achtelozer was dan hij al dacht want zag hij dat nou goed? Zijn zoon reed zonder handen! En niet de drie supersnelle tellen met zijn handen míllimeters boven het stuur waar hij eerder weleens mee koketteerde van kijk eens pap, ik kan héél even met losse handen. Nee, gewoon het enige echte zonder handen fietsen voor grote jongens: fier rechtop op het zadel, de handen losjes langs het lijf en de fiets klemvast getemd tussen de benen. Kilometers maken. Records vestigen en verbreken. Hoe lang reed zijn jongen al zo? vroeg de man zich af, te verbaasd om er iets overbezorgds van te zeggen. Zijn jongen zelf gaf hem het antwoord met zijn minstens zo verbaasde uitroep: Héé?! Ik kán het!

 

13-2-08

Bijverschijnselen
Koortsig overdacht de man zijn beklagenswaardige situatie. Het had ook iets louterends toch, dacht hij, dat hele ziek zijn. Iets van een reinigingsproces. Een lichaam dat rillend en schokkend schoon schip maakte. Met man en macht alle aangekoekte en vastgeplakte schadelijke en onverstandige rotzooi bij elkaar veegde en verwijderde. Zelfs de hardnekkigste vlekken. Het ging er behoorlijk voortvarend aan toe ook trouwens, want uit werkelijk iedere lichaamsopening lekte de man hartstochtelijk bloed, snot, zweet of tranen, slijm en andere viezigheid want de bijwerkingen van de medicijnen lieten zich voornamelijk op het toilet gelden. En het was allemaal reuze pijnlijk en vernederend dus calvinistisch gezien zat het wel goed, dacht hij zo. Uit de vloeibare as zou straks ongetwijfeld een herboren man verrijzen. Een daadkrachtige, energieke en zelfverzekerde man met zijn blik op de toekomst gericht. Een man die alleen nog maar verstandig, verantwoord en met mate zou eten. Die de drank met een glimlach zou laten staan, net als het varkensvlees, de biokip, het snoep en de koek, en de chocolade paashazen. Een man die ondanks zijn leeftijd een soepel en lenig lichaam bewoonde dat hij met voldoende beweging in goede conditie hield. Een man met een immer opgeruimd humeur, onbeperkt engelengeduld met de kinderen, permanente liefdevolle aandacht en belangstelling voor zijn vrouw en altijd lief voor zijn moeder. Dus dat was dan wel weer mooi meegenomen.

 

12-2-08

Auw
Al wekenlang liep de man te kwakkelen met een vervelend pijntje in zijn voet. Gevaarlijk natuurlijk daarover te gaan klagen, want een klagende man, had hij wel eens in een damesblad gelezen, was per definitie een aansteller. Zo één die zelfs bij een lichte verkoudheid het einde al luid jammerend zag naderen terwijl iedereen natuurlijk wel wist dat het enige echte, het ware lijden slechts aan vrouwen was voorbehouden. Vandaar dat de man er eerst maar eens knarsetandend een flink tijdje mee door was blijven mankepoten tot hij op een dag van de moeders op school meelevende foldertjes kreeg aangereikt van osteopaten en andere handopleggers en hij besloot er dan toch liever maar mee naar een gewone fysiotherapeut te gaan. Die onmiddellijk daadkrachtig in de weer ging met geneeskrachtige geluidsgolven, een zeer stevig rekverband en het goedbedoelde advies de voet een paar dagen niet te belasten. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan uiteraard want het dagelijks leven van de huisvader bestond nou eenmaal voor een groot deel uit heen en weer dribbelen tussen het aanrecht, de wasmachine, de supermarkt en de school van de jongens, dus hoewel de man erg zijn best deed, veel verbetering zat er de eerste dagen niet in. Afgelopen vrijdag kreeg hij echter onverwacht flinke hulp, van het lot nog maar liefst, en werd hij ongenadig gevloerd door een heftige griep. Rillend van de koorts en met pijn in al zijn ledematen en lichaamsdelen maar vooral in zijn borst vanwege een gemene, verscheurende hoest lag hij het eerste lenteweekend van het jaar in zijn bed. Te kreunen en te steunen of het einde nabij was. En nog steeds was hij eigenlijk te beroerd en te draaierig om eruit te komen. Dus met zijn voet ging het alweer stukken beter.

 

6-2-08

Bij nader inzien
Omdat de meesters en de juffen een studiedag hadden, hoefden de kinderen vandaag dus niet naar school. En mochten de papa's en de mama's het verder zelf uitzoeken met hun kroost. Nou vond de man dat normaalgesproken al niet zo'n probleem, hij was tenslotte niet voor niks huisvader en het scheelde hem een hoop heen en weer fietsen, maar vandaag kwam het hem zelfs wel aardig uit want hij voelde zich eerlijk gezegd een beetje ziekjes worden en nu kon hij lekker eens een doordeweeks ochtendje uitslapen. Daar zou hij vast van opknappen. Op de achtergrond hoorde hij de kostwinster dus gelaten het bed verlaten en zachtjes in haar eentje aan het ochtendritueel beginnen. Dag schat, mompelde hij haar slaperig na toen ze hem, de jas al aan, nog een kusje kwam brengen op bed en terwijl hij zijn vrouw de straat uit hoorde rijden, op weg naar haar carrière, draaide hij zich nog maar eens een keertje om. Zijn jongens sliepen ook nog en als ze wakker werden, wist de man, zouden ze zéker lief gaan spelen want geloof het of niet, dat deden ze op zondag uitslaapdag óók. De man was dan ook een tikkeltje onaangenaam verrast toen hij opschrok uit zijn sluimer door zijn oudste zoon die de slaapkamer binnensloop. Pappie, fluisterde hij, pappie. Het klonk gelukkig niet als ruzie of een natgezeken bed, hoorde de man meteen geroutineerd, en hij besloot dus voorlopig maar net te doen of hij níks hoorde en te hopen dat zijn jongen dan dacht dat papa nog sliep en tevredengesteld naar zijn kamertje terug zou keren om te doen wat papa blijkbaar niet mocht weten. Maar zijn jongen had andere plannen want iets harder fluisterde hij nóg een keer: papa, joehoe, papa! En om er zeker van te zijn dat papa nu wél wakker werd kreeg hij er een natte zoen bij op zijn wang. Nét wilde de man iets mopperigs gaan zeggen van nou kán ik eens een keer en nou moet je zonodig toen zijn zoon hem gelukkig voor was en hem trots in zijn oor fluisterde dat hij een lekker ontbijtje op bed voor hem had gemaakt. En dat zijn broertje de krant wel ging halen, van beneden. En dat hij de thee niet zelf gezet had omdat hij dat natuurlijk niet mocht, maar dat hij die had ingeschonken uit de pot die er nog stond, van mama. En toen de man voorzichtig een ijskoud slokje proefde, besefte hij dat hij vanochtend bij nader inzien ook helemaal níks te mopperen had gehad.