|
|
weblog
archief januari 2008
terug naar het bewijs »
31-1-08
Raadsel
Terwijl de man toch nog weer een flink mandjevol dagelijkse boodschappen
in de tas stond te pakken, schoot zijn jongste zoon, als papa het goed
vond, even de aanpalende speelgoedwinkel in. Even kijken wat iets kostte,
zoals hij het zelf geheimzinnig omschreef. Gelukkig had de man vanaf de
inpaktafel van de supermarkt een goed overzicht over de speelgoedwinkel en
zo zag hij zijn kleine jongen met een enorme, gekleurde doos onder zijn
arm plaatsnemen in de rij bij de kassa, en geduldig op zijn beurt wachten.
Dat duurde even en af en toe moest hij wat aan de enorme, gekleurde doos
hannesen, omdat die eigenlijk helemaal niet onder zijn arm paste. De man
zag hoe hij de doos uiteindelijk voor de kassajufrouw op de iets te hoge
toonbank neerlegde en hoe de juffrouw de enorme doos scande. Hij zag
tenslotte hoe zijn jongen door de juffrouw en de andere klanten vertederd
lachend werd nagekeken toen hij de enorme doos weer onder zijn arm nam en
terugbracht naar het schap. Het was de vrachtwagen van Cars, onthulde zijn
zoon hem later, op de fiets tegen de wind in naar huis. Die wilde hij
graag hebben. Zestig euro, kostte die, had de juffrouw hem verteld. Waarop
híj gezegd had, vertelde hij na enig nieuwsgierig vaderlijk aandringen
verder, dat hij dan nog even verder ging sparen. En dáár had de juffrouw
dus om moeten lachen, hij snapte niet waarom. Maar papa kon het hem ook
niet uitleggen.
30-1-08
Veilig naar school
Vanochtend moesten ze natuurlijk door een vervelend, miezerig regentje
naar school rijden, en daar werd het al helemaal niet beter van, maar het
viel de man weer eens op dat de straten rond het schoolplein, waar hordes
mede-ouders elkaar op hoge wielen in ordeloze rijen het laatste dichtbije
plekje bevochten, verreweg het gevaarlijkste stuk van de route naar school
waren, voor zijn jongens op hun fietsjes.
28-1-08
Grote knul (2x)
Samen met zijn oudste zoon moest de man vanmiddag naar de tandarts. En om
maar meteen met de deur in huis te vallen: de man vond het op zijn zachtst
gezegd verschríkkelijk om naar de tandarts te moeten. In vroeger tijden
was hij uit angst zelfs jarenlang maar gewoon helemáál niet gegaan, tot
zijn vrouw hem er met enige moeite van wist te overtuigen dat dat op den
duur natuurlijk geen oplossing was. Zij vond hem een wel zéér geduldige
tandarts, die de opgelopen schade op therapeutische wijze stukje bij
beetje herstelde, en sindsdien hadden zij de man met vereende krachten
naar en dóór halfjaarlijkse controles, langdurige behandelingen en
talloze tandsteensessies gesleept. Het was in de loop der jaren wel steeds
iets beter gegaan, sinds kort ging de man zelfs alleen, maar nog altijd
wierp een tandartsbezoek een dagenlange schaduw vooruit en kon de man de
stoel niet anders dan verkrampt en met een natte rug van het angstzweet
verlaten. Vanmiddag was het echter zaak daar nou ook weer niet al te veel
van te laten merken, hij wilde zijn lastige angst tenslotte niet op zijn
zoon overbrengen. Tot nog toe leek dat wel aardig gelukt, trouwens, want
daar stapte zijn jongen al dapper als eerste de stoel in. Gedwee en
ontspannen lag hij ruim twintig minuten achterover met zijn mond open om
zijn kiezen te laten sealen en op eigen verzoek onverdoofd een gaatje te
laten vullen. Zo onopvallend mogelijk draaide de man af en toe met
afgrijzen zijn blik weg en merkte dat hij, om volledig te verkrampen, dus
niet per se zélf in de stoel hoefde te liggen. Bemoedigend legde hij zijn
hand even op het been van zijn dappere zoon, een klein kneepje, een
klopje, en: gaat het, knul? Een koelbloedige duim stak omhoog als
antwoord. En toen hij dan toch ook wel wat opgelucht lachend weer omhoog
kwam uit de stoel was het dus papa's beurt. Papa, die al de hele middag
zijn best had gedaan niets te laten merken en ook nu schijnbaar kalmer dan
ooit plaatsnam in de gehate stoel. Uiterlijk zo onbewogen als hij maar kon
zijn mond opende voor wat komen ging. Daar gierde en schrilde en gilde het
al door zijn hersenpan, daar piepte en blies het al door zijn hoofd. Maar
dwars door alles heen voelde hij even een bemoedigend handje op zijn been,
een klein kneepje, een klopje, en: gaat het, pap? Zo koelbloedig als hij
maar kon, stak hij zijn duim omhoog.
24-1-08
Elk nadeel
enzovoort
Dat zijn vriendje ging verhuizen, vertelde zijn jongste op de fiets naar
huis. En na de zomervakantie dus naar een andere school moest. En dat hij
dat wel jammer vond omdat hij eigenlijk nét een beetje vriendjes met hem
was geworden. Jammer inderdaad, vond de man dat ook, voor zijn kleine
jongen. Die al een turbulente geschiedenis van opeens verhuisde en
plotseling verdwenen vriendjes achter de rug had voordat hij anderhalf
jaar geleden zélf het plotseling verhuisde vriendje was en ze allemaal in
één keer kwijtraakte, schoot de man meteen te binnen en zette zijn
medegevoel nog een graadje warmer. Zéker jammer, héél erg jammer, vond
hij het. Jeetje. Goh. Maar zó jammer was het nou ook weer niet, troostte
zijn jongen de man, want het vriendje was óók het beste vriendje van
zijn eigen twee beste vriendjes, en die speelden dus vaak met z'n drieën.
Zonder hem. Als het vriendje straks verhuisd was, kon hij zelf allicht wat
vaker met zijn twee beste vriendjes spelen. En ja, dacht de man opgelucht,
zo kon je het ook bekijken. Als ie verder maar geen voetballer werd.
23-1-08
Dauble doozeur?
Helemaal in het begin, toen hij net zijn eerste woordjes had geleerd, vond
hij het nog wel leuk, lezen. Zijn oudste zoon. Had hij achterop de fiets
nog eens vol verbazing uitgeroepen dat hij het bordje op de winkeldeur kon
lezen: open! Een heel nieuw woord! Had hij opeens door dat het een systeem
was. Toen was hij ook nog wel eens te porren geweest om iets voor papa te
lezen. Of samen met papa. Daarna was dat verdwenen, de man had nooit goed
begrepen waarom. Alleen onder luid protest nog. En van de stripboekjes,
waarvan papa en mama beweerden dat ze véél leuker waren als je de
tekstballonnetjes las, bleef hij jarenlang hardnekkig alléén de plaatjes
lezen. Dat vond hij al leuk genoeg. Hij kón het heus wel, lezen.. hij dééd
het gewoon niet graag. Het dúúrde hem te lang misschien, voor het iets
werd, zo’n zin, zo’n heel verhaal. Dácht de man te begrijpen. Maar
sinds kort was dat ook weer voorbij, had er een doorbraak plaatsgevonden
of zoiets, want steeds vaker hoorde de man zijn zoon zachtjes lispelen
boven zijn stripboek. Uit zichzelf een leesboek doorwerken. De
ondertiteling op tv oplezen. En alle borden op straat, een verhaaltje voor
zijn broer, de krantekoppen en wat er verder maar te lezen viel. Wat
hedenavond resulteerde in het declameren van de gebruiksaanwijzing in
kleine lettertjes op de tube twee-componentenlijm. Waarvan papa dan wel
weer pas na een woord of zeven doorhad dat hij inmiddels op frans was
overgeschakeld.
21-1-08
Baart kunst
Zijn dochter had de man indertijd, jaren geleden alweer, gewoon tot en met
de allerlaatste dag groep acht naar school en weer naar huis gefietst.
Naar de middelbare school kon dat niet meer, uiteraard, maar liefst had
hij dat óók nog een tijdje gedaan. In de voorafgaande vakantie had hij
de route trouwens wel een keertje met haar vóórgefietst. Om te oefenen.
Overbeschermend, vond haar moeder zijn ex dat toen ook allemaal al, maar,
nou ja, misschien was de man dan wel een übervader avant la lettre, híj
vond nou eenmaal dat hij zijn kind niet zomaar onbeschermd kon overleveren
aan de intolerante hel van het grote stadsverkeer. En dat vond hij nog
steeds. Maar goed, dat was de grote stad. Daar woonde hij inmiddels niet
meer. De route die hij tegenwoordig met zijn jongens op en neer fietste
was een stuk rustiger. Uitgestorven, bijna, naar stadse begrippen. En
vooral zijn oudste zoon zou hij een héél groot plezier doen, wist de
man, wanneer hij hem bijvoorbeeld een paar keer per week alleen naar huis
liet fietsen. Op dins- en donderdagen, wanneer zijn jongste twee uur
eerder vrij was van school dan zijn oudste, zou hij zichzelf daar trouwens
óók een heel groot plezier mee kunnen doen. Als hij maar durfde. Hij had
zijn zoon al eens vagelijk beloofd het dit schooljaar dan maar eens te
gaan oefenen, maar vooral omdat de man het uiteindelijk toch te griezelig
vond was dat er nog niet van gekomen. Vandaag werd hij keurig links door
de feiten ingehaald. Zijn oudste was boos op hem, zette er goed de vaart
in, naar huis, op zijn fietsje, en deed net of hij zijn vader níet hoorde
roepen van: wacht, wacht even op ons. Er stond een stevig windje, zijn
jongste hield het tempo niet bij en zo zat er voor de man niets anders op
dan zijn oudste zijn voorsprong te laten houden. En de proef op de som te
nemen. En al had hij een beetje de pest in over al die nurkse
eigenwijzigheid, hij moest toch ook toegeven dat zijn jongen het heel goed
deed. Hij keek links en rechts en gaf voorrang, stak zijn hand uit en
remde af bij de gevaarlijke punten. Kwam veilig en heelhuids thuis. De man
moest zichzelf dan ook toegeven dat hij zijn zoon dus zonder probleem
alleen naar huis zou kunnen laten fietsen. Al dacht hij dat hij zelf
misschien nog wel een keertje moest oefenen.
17-1-08
Mannenwerk
Wat was het toch een ingewikkeld iets, emancipatie.. vond de man vandaag
maar weer eens. Zodra er een tang of een schroevedraaier aan te pas kwam,
was het zelfs in 2008, zelfs in zijn moderne omgedraaide gezin nog gewoon,
ouderwets: mannenwerk. Het opnieuw aansluiten van de kabeltv bijvoorbeeld,
dat vanavond moest gebeuren omdat zijn vrouw een film wilde zien. Een
vervelend pielwerkje met stanleymessen en de verkeerde tangen omdat het
juiste gereedschap voor dat irritante kutcoaxsnoer waarschijnlijk nog niet
eens bestónd, laat staan dat je het in huis had. Een werkje waarvan zijn
geëmancipeerde, kostwinnende vrouw dus zonder blozen, maar wel met de
benodigde blikken durfde beweren dat zij daar als vrouw toch véél te
onhandig voor was. Waarna de man zich er dan maar aan zette. Met tegenzin
natuurlijk, dat wel, maar in stilte. In tegenstelling tot zijn vrouw,
wilde hij maar zeggen, die een half uur eerder bij wijze van hoge
uitzondering eens de afwas had moeten doen. Briesend en foeterend dat zíj
immers al de hele dag gewerkt had, had ze de potten en de pannen
luidruchtig in het afdruiprek gesmeten. Want de afwas, dat was in zijn
moderne omgedraaide gezin natuurlijk juist weer mánnenwerk.
16-1-08
Als nieuw
Vanwege de ochtend had hij het misschien iets barser gezegd dan hij het
nou echt bedoelde, maar opééns zag hij het: de schoenen die zijn jongste
zoon nou dus alwéér had aangetrokken, konden écht niet meer. Ooit waren
het hippe, witte sportschoenen geweest, waar hij met zijn moeder voor was
bezweken, nu waren het afgetrapte, voddige en modderige klompjes armoe
geworden waaraan je nauwelijks nog kon zien dat het ooit witte
sportschoenen geweest moesten zijn. Zó liet de man zijn zoon dus níet
naar school gaan, besloot hij lik op stuk. Uít die dingen en weg ermee,
je andere schoenen aan, commandeerde hij. Iets barser dus dan bedoeld.
Jammerend en jodelend van ellende deed zijn jongste wat hem werd gevraagd,
want het waren zijn líevelingsschoenen. Nóóit zou hij nog schoenen
vinden die zó lekker zaten als deze. Nóóit! Nóóít! Nóóit! Dikke,
natte tranen over zijn wangen. En omdat hij zijn zoon zó dus óók niet
school wilde laten gaan, beloofde papa hem de schoenen schoon te maken en
dan vanmiddag nog maar eens te zien. Een vage belofte zonder enige
garantie waar zijn zoon evenwel opgelucht tevreden mee was. En zo stond de
man gisteren dan twee haveloze, afgeleefde schoenen te schrobben. Met een
een borsteltje en een sopje. Want beloofd is beloofd, nietwaar. Veel beter
werd het er niet van, zag hij al snel. Iets schoner en witter, dat wel,
maar dat ze tot op de draad versleten waren zag je daardoor eigenlijk nog
beter. En de man nam zich voor zijn zoon later op de dag in een goed
gesprek voor te bereiden op het afscheid van zijn lievelingsschoenen.
Vreemd genoeg liep het anders. Want toen zijn vrouw vroeg thuiskwam, rende
hun jongste zoon haar al tegemoet, met zijn schoenen trots voor zich uit.
Kijk eens mama, die heeft papa gewassen, jubelde hij haar toe. Zijn moeder
vond het maar niks, zag de man al meteen. Die konden ze beter maar
weggooien, vond zij harteloos. Ach nee, vond de man, ach nee, als die
jongen ze nou toch mooi vindt.. En aldus bracht hij vanochtend zijn zoon
naar school in twee frisgewassen, haveloze schoenen.
15-1-08
No2kids
In de krant zag de man vanochtend een paginagroot artikel over opvoeden.
Altijd een interessant onderwerp, vond hij dat, vakliteratuur als het
ware, en hij begon het met belangstelling te lezen. Het ging over
respectvol communiceren. Over een boek, mét een opvoedcursus.
How2talk2kids, heette het. Géén best begin, vond de man dat maar meteen,
want hoezo moest dat dan weer in het engels? En als je met kinderen wilde
communiceren hoefde je je toch nog niet gelijk te verlagen tot dat
vervelende nep-joviale hakkietakkie-sms-taaltje waarvan reclamemakers dan
dachten dat kinderen zich bedienden. Dat je een twee als toe uitsprak, ja,
dat wísten we nou wel eens een keer en het woord kids moest liefst
vandaag nog verboden worden. Wie zijn kinderen kids noemde, die wílde ze
helemaal niet eens opvoeden, die wilde ze alleen maar mooi, eigentijds en
vooral duur aankleden en dan hop in de suv naar de opvang. Tenminste, zo
weinig genuanceerd dacht de man erover. Maar goed. Gaandeweg het artikel
las de man dat hij het dus ook helemaal verkeerd had aangepakt, met zijn
kinderen, al die tijd. Dat hij ze nooit voldoende gerespecteerd had. Geen
van drieën. Geen rekening had gehouden met hun verlangens. Hun gevoelens
niet erkend. Dat hij, als ze bijvoorbeeld op tafel stonden te springen,
tegen ze had moeten zeggen: "Hé, er staat een kind op tafel. Ik
begrijp dat het leuk is om op tafel te dansen, maar een tafel is om aan te
zitten. Kom je er zelf af, of zal ik je helpen?" Dat had hij dus nog
nóóit tegen zijn kinderen gezegd. Hij had ze in zijn onwetendheid per
ongeluk opgevoed tot kinderen die het niet in hun hóófd zouden halen om
op tafel te gaan staan springen. Maar dat was natuurlijk onverantwoord
ouderwets, begreep hij nu.
11-1-08
Blauw
Meer dan een jaar had de man zo goed als onafgebroken geklust aan zijn
droomhuis. Tussen de was en de boodschappen door, het halen en brengen der
kinderen, een incidentele schrijfopdracht. Nu was deze week de
vloerbedekking gelegd en was het droomhuis, of in elk geval de begane
grond, met een enorme sprong voorwaarts plotseling een heel eind af
gekomen. En het leek wel of alle vermoeidheid en irritatie van een jaar
klussen nu in één keer over hem werd uitgestort. Alles deed hem pijn,
z'n voet en z'n knieën, z'n schouders, z'n nek, en nergens had hij zin
in. Chagrijnig en besluiteloos strompelde hij mokkend en somberend over
zijn nieuwe vloer heen en weer. Kon hij zich weer door een zwart gat heen
worstelen. Gadver! Daar had hij al helemáál geen zin in.
9-1-08
Toverslag
Nou, daar lag het dan, over de hele begane grond van zijn droomhuis: het
zwarte marmoleum dat zijn werk van het afgelopen jaar in één klap
volledig tot zijn recht zou laten komen. De kroon op lange maanden van
schuren en plamuren, stucen, timmeren en schaven. Uithuilen en opnieuw
beginnen. De beloning voor zijn doorzettingsvermogen. En het was inderdaad
prachtig. Schitterend. Betoverend. Precíes zoals hij het zich al die tijd
had voorgesteld. Het voldeed hélemaal aan het beeld dat hij zich op
moeilijke dagen als troost voor ogen had gehouden: zo mooi als het ooit
zou worden. Het was zelfs zó precies wat hij zich erbij had voorgesteld
dat hij er ook eigenlijk meteen aan gewend was. Het leek wel alsof het er
al die tijd al gelegen had. En hoe blij de man ook was, dat vond hij nou
toch weer een beetje jammer. De betovering had van hem wel iets langer
mogen duren.
4-1-08
Loodjes
Meer dan een jaar was de man nu al weer aan het klussen, in zijn droomhuis
op het platteland. Met tussenpozen weliswaar maar vooral sinds hij ook
zijn intrek had genomen in het klusprojekt, met zijn gezin, tussen de
bouwmaterialen en het gereedschap, de pasgeschilderde deuren op schragen
en de zaagmachine midden in de kamer, talloze grote en kleine karweitjes
dag en nacht verwijtend onder handbereik, had hij toch het idee dat zijn
leven uit weinig anders meer bestond. Meer dan eens had hij zich in
moeilijke tijden, waarin er geen schot in de zaak leek te zitten,
bemoedigend voorgehouden dat ooit ook de dag zou komen dat de
vloerbedekking gelegd werd. En dat zijn klushuis dan in één keer als bij
toverslag zo goed als klaar zou zijn. Alles wat hij al die tijd met veel
geduld en gedoe had verbeterd, vervangen, gerestaureerd of hersteld,
geschuurd, geplamuurd en geschilderd zou opeens volledig tot zijn recht
komen. Het grote plan zou duidelijk worden: de wereld zou zien wat hij de
hele tijd al had gezien. Een droomhuis. En nu was het dan bijna zover.
Vandaag was de man begonnen de ondervloer te leggen. En omdat de hele
benedenverdieping tegelijk onder handen werd genomen was de chaos in huis
compleet. Op de onhandigste plekken, tot zelfs op de trap stonden meubels
op elkaar gepakt. De man kon zijn kont niet keren en als hij het toch deed
bezeerde hij zich aan iets dat in de weg stond. Of stootte hij het
trapleer met de bouwlamp bijna om. Of struikelde over iets anders. Midden
in de achterkamer, half onder de tafel, lagen twee grote stapels
vloerplaten, rollen plastic, er was nog net ruimte voor een klein
werkbankje en een zaag. Het groene zaagsel verspreidde zich vastberaden
door het hele huis, de koelkast stond op het aanrecht. Het peperdure
fornuis zou morgen zolang in de tuin moeten staan. Het was een grotere
bende dan ooit. Maar dat gaf niet, knorde de man tevreden, het contrast
zou straks des te groter zijn.
3-1-08
De aard van het
beestje
De man en zijn vrouw hadden gasten over de nog altijd kale houten vloer.
Kennissen, waren het. De ouders van het vriendinnetje van hun jongste
zoon, uit de grote stad. Die zagen ze nog, zo af en toe, vanwege de
vriendschap van hun kinderen vooral, die telkens vanzelfsprekend en
vertrouwd als vanouds verder gingen waar ze máánden eerder gebleven
waren. Belangstellend lieten de ouders van het vriendinnetje, de vader was
architect, zich ondertussen rondleiden door het klushuis van de man, om de
vorderingen sinds het vorige bezoek te bekijken. En omdat het alweer bijna
een jaar geleden was, waren dat er nogal wat. Het houten plafond met de
gerestaureerde balken, de zelfgebouwde keuken van schuttinghout, de
vensterbank om in te zitten, de boekenkasten. De opnieuw gestucte muren,
de herstelde originele details, het omhooggebrachte raam. Waarderend liet
de architect tenslotte, aan het eind van de rit, zijn hand over een
glanzende deurlijst gaan. Dat de man wél mooi kon aflakken, merkte hij
daarbij op. Dat was natuurlijk een compliment, zeker in een huis dat voor
een wel heel groot deel uit gelakt hout bestond. Dat hoorde de man ook
wel. Toch kon hij het niet laten zich af te vragen wat er dan aan de rest
van zijn kunstwerk mankeerde. Want zo zat de man in elkaar.
|
|
|