|
|
weblog
archief november
2007
terug naar het bewijs »
23-11-07
Lakschade
Aan het eind van de straat moest de man, met zijn jongens op de fiets op
weg naar school, iedere ochtend naar links een smal kort straatje in. Een
soort verbindingsweggetje tussen twee wijken. En alweer een aardig tijdje
was dat éénrichtingsverkeer, voor auto's. Als de man het weggetje vanaf
huis linksaf insloeg, mochten er geen auto's uitkomen. Zo waren de regels.
Uiteraard kwamen er vrij geregeld toch auto's uit want zo gaat dat met
regels, die gelden alleen voor de anderen. Zo gauw je op een regel stuit
die je even niet zo uitkomt, mopper je luidruchtig dat je ook helemaal níks
mag in dit pokkeland en doet precies waar je zin in hebt. En of een ander
daar dan hinder van ondervindt, dat is jouw probleem niet. Wie er wat van
te zeggen heeft, sla je op zijn bek. De zegeningen van de moderne tijd. Zo
kwam het dus dat de man regelmatig zijn jongens naar het uiterste randje
van de weg moest commanderen om ze wankelend en wiebelend levend langs de
suv te loodsen, het waren vaak suv's, zonder zelf in de sloot te vallen.
Meestal hielden de suv's dan in elk geval nog wel een beetje de snelheid
in, meer uit angst voor lakschade waarschijnlijk dan uit rudimentair
fatsoen, maar goed, het hielp. Vanochtend liep het anders. Op meer dan
volle snelheid kwam een klein rood autootje aangescheurd dat nog nét op
tijd tussen de stoepranden vandaan was om piepend en ronkend uit te kunnen
wijken voor de man en zijn twee jongens, die hij anders godverdomme dóód
had moeten rijden want remmen was voor losers, dat wist iedereen. Door de
voorruit zag de man dat deze sportieve rijder daar nog een geïrriteerde
kop over durfde opzetten ook, net als de twee andere mannen in de auto
trouwens. Van schrik en uit blo-heid kwam de man niet verder dan een even
machteloos als nietszeggend armgebaar als protest maar tot diep in de
ochtend was hij tot aan de nok toe gevuld met precies die kolkende
agressie waar hij de stad voor ontvlucht was.
22-11-07
Verandering van
spijs
Als huisvader had de man een groot arsenaal aan vaste teksten die hij
iedere dag minstens één keer maar vaker nog vaker moest gebruiken tegen
zijn jongens. "Eet je boterham nou op, we moeten bijna naar
school", was er zo één. "Als je klaar bent met eten, ga dan je
tanden poetsen", werd ook maar zelden overgeslagen. "Pak je tas
in". "Vergeet je fietssleutel niet". "Doe je jas goed
dicht", nu het weer kouder werd. Als hij het niet tegen ze zei,
gebeurde het gegarandeerd niet. Al had hij het de honderd dagen ervoor al
honderd keer gezegd, uit zichzelf kwámen ze er niet op. Ze zagen het
systeem niet, of zo. Nou scheen dat erbij te horen, bij opvoeden, maar
vervelend was het wel. Je ging zomaar op je moeder lijken, vond de man.
Dus als hij kans zag één zo'n ergernis af te schaffen, greep hij die.
Dat scheelde er dan toch in elk geval weer één. Omdat zijn jongens hun
slaapkamers boven hadden, en de wasmand beneden naast de wasmachine stond,
moest er dus bijvoorbeeld iedere ochtend aan ze gevraagd of ze hun wasgoed
mee naar beneden hadden genomen. Wat natuurlijk nooit het geval was, zodat
ze iedere dag opnieuw stampvoetend terug naar boven mopperden over zóveel
eentonigheid. En als de man het eens vergat te vragen, kon hij zelf de
vuile onderbroeken en sokken en t shirts van de grond oprapen. Onder het
bed uit vissen. Of joost mag weten waar vandaan. Om dáár nou eens vanaf
te zijn, had de man onlangs besloten de wasmand een nieuwe plaats te
geven. Boven, op de overloop. Zo, met de wasmand in zicht, konden zijn
jongens eigenlijk nooit meer vergeten hun vuile was er zelf in te doen.
Had de man gedacht. Maar geloof het of niet, vanaf de allereerste dag in
die nieuwe orde kwamen ze hondstrouw met hun vuile wasgoed naar beneden.
Om daar te ontdekken dat de wasmand nu dus boven stond en hun vuile
boeltje zolang maar even op de trap te leggen. Waar de man het in de loop
van de dag dan wel weer vond, en het mopperend mee terug naar boven nam,
naar de wasmand op zijn nieuwe plek. Maar goed, het was wel weer eens wat
anders.
21-11-07
Het
wedstrijdelement
Zijn jongste zoon werd acht vandaag, en omdat dat handig op een woensdag
was, vierde hij 's middags meteen zijn kinderfeestje. Met vier vriendjes
en zijn broer. Een feestje met spelletjes en een scoreformulier, had hij
besteld. En het liefst ook met prijzen. Appelhappen, blikgooien,
flessenbowlen, ringsteken.. En dat de jarige maar mocht winnen
waarschijnlijk. Nou hadden papa en mama niet zo'n zin in de kluwen ruziënde
en bekvechtende jongetjes die het wedstrijdelement zo over het algemeen
veroorzaakte, dus hadden ze voor ieder jongetje hetzelfde prijsje in huis
gehaald en hielden ze vóór de spelen begonnen een indrukwekkend betoog
over hoeveel belangrijker het spelen dan het winnen was. Nou, dat begrepen
alle jongetjes natuurlijk heus ook zelf wel! Het ging om de lol! Hadden ze
allemaal ook al wel eens van hun eigen vaders en moeders gehoord. En
vanmiddag dus ook! Zeker! Toch was er ook een vriendje dat bij ieder nieuw
spelletje even bezorgd kwam informeren of het nog steeds voor de lol was.
Voor de zekerheid.
6-11-07
Califragilistisch
Omdat zijn vriendje nogal snel op al het speelgoed was uitgekeken en er
dus na een tijdje niet veel meer te doen viel, kwam zijn oudste zoon
vragen of ze een dvdtje mochten kijken. De keus viel op Mary Poppins, een
film uit de oude doos van de videotheek waar zijn jongens zich dit weekend
nog tranen om hadden gelachen zo leuk hadden ze hem gevonden. Dus die móest
het vriendje ook zien, besloot zijn oudste zoon jubelend van voorpret.
Natuurlijk had het vriendje al snel gezien dat er in deze film
waarschijnlijk héél weinig ledematen afgehakt zouden gaan worden. Dat er
waarschijnlijk zelfs helemáál geen bloed zou gaan vloeien. En als je
gewend bent aan flitsende, knallende en gierende computerspelletjes en
schreeuwende jetix-ellende, dan ís het met Mary Poppins natuurlijk ook
net of je naar een slakkenrace in slowmotion zit te kijken. Dus, na eerst
nog een kwartiertje beleefd de schijn te hebben opgehouden, haakte het
vriendje af. Steeds harder en ongeduldiger vroeg zijn zoon vol onbegrip en
tevergeefs om stilte en bijna was het dan alsnog ruzie geworden als de
spagetti niet gelukkig net op tafel had gestaan. En hoewel de vraag of hij
zijn kinderen niet een beetje teveel als buitenbeentjes aan het opvoeden
was zich natuurlijk wel weer voorzichtig aan hem opdrong, was de man toch
eigenlijk voornamelijk zeer tevreden dat zíjn jongens zich nog ouderwets
lieten betoveren door Mary Poppins.
5-11-07
Ongelijk
Zijn oudste zoon had een vriendje te spelen. Zoals dat trouwens wel vaker
gebeurde, maar dit was een betrekkelijk nieuw vriendje, dat eigenlijk voor
het eerst over de vloer kwam. De man wist nog niet zo goed wat voor vlees
hij in de kuip had. Normaal waren zijn jongens meteen na de limonade en
het mandarijntje of het koekje vertrokken, met hun vriendjes. Naar buiten
in de zandbak, of naar het veldje verderop, het speeltuintje, het meertje.
Of anders wel naar boven, naar hun kamertjes. Met de lego, de playmobiel,
de knex of de autootjes en de dino's. Keus genoeg. Maar niet voor het
nieuwe vriendje. Dat was overal snel op uitgekeken en het spel verzandde
binnen een half uur in het aan elkaar trekken en duwen en sjorren waar
jongens het patent op hebben. Ze werkten elkaar en zichzelf luidruchtig in
en uit halfbakken zelfverzonnen houdgrepen en rolden en hotsten en botsten
bonkend over de grond. Met lede oren hoorde de man het giechelend
spektakel aan. Hij wíst dat hier werd voldaan aan een oeroude
jongensbehoefte, en dat dat belangrijk was voor hun ontwikkeling, waaraan
juist híj, als váder, ruimte hoorde te geven, en hij zei er ook niks
van, hoewel het hem moeite kostte, maar dát werd straks huilen, was zijn
ervaring. Eén van de twee zou nét iets te lang doorgaan met iets dat de
ander niet kon hebben, één van de twee zou zich per ongeluk pijn doen,
de ander de schuld en een rotschop geven en dan was het ruzie met rooie
koppen en schreeuwen en schelden en kon híj de boel weer in goede banen
leiden. De man zette zich vast schrap, lang zou het niet meer duren zo te
horen, het gegiechel leek een hoogtepunt te bereiken. En toen zei het
vriendje dat hij even ging plassen en verdween uit beeld naar beneden. Nog
nasnikkend van de pret krabbelde zijn oudste op van de vloer. Zo, hikte
hij tegen zichzelf, zo, dat was een lekker leuk potje stoeien.
|
|
|