weblog archief september 2007                        terug naar het bewijs »

28 september 2007

Dylan
Achter hem in de rij voor de kassa stond Dylan. Met zijn moeder. Dylan was een jaar of drie, vier, en zijn moeder was van het soort dat haar zoontje Dylan noemt. Strak in het zwart, geblondeerde paardestaart, geborduurde puntlaarzen, en alleen even in de supermarkt om een tijdschrift en sigaretten te halen. Hoewel Dylan daar anders over dacht want die haalde een zakje m&m's tevoorschijn uit een inderdaad op kindergrijphoogte opgesteld schap. Lekker, leek hem dat, snoepies. Dat dat inderdaad lekker was, riep zijn moeder, maar dat ze nu geen snoepies gingen kopen dus dat Dylan de snoepies maar weer terug moest leggen. Het schalde door de supermarkt, een stem als een oordeel, op dertig centimeter van zijn oor.. de man schrok ervan. Dylan niet, die was het natuurlijk gewend, die hóórde het niet eens meer. En te horen aan de verveelde toon waarop zijn moeder alles wat ze de man in het oor riep automatisch meteen twee of drie keer riep, was Dylans moeder het nét zo gewend dat Dylan niet naar haar luisterde. Dylan hield het zakje snoep dan ook stevig in zijn knuistjes, het begon er al aardig verfomfaaid uit te zien. Zijn moeder besloot het intussen over een andere, even luidruchtige boeg te gooien en riep in het oor van de man dat Dylan, als hij de snoepies had teruggelegd, maar vast zo'n dingetje voor tussen de boodschappen moest pakken voor mama. Galmend wees ze haar zoon waar hij moest wezen en wat ze precies bedoelde. Na enig geharrewar waarbij Dylan, bij iedere beweging luidkeels gedirigeerd, gecorrigeerd en aangemoedigd door zijn moeder de dingetjes tussen andermans boodschappen en uiteindelijk onder de handen van de caissière weggriste, had het ventje niet alleen een beduimeld zakje m&m's in zijn handen, maar ook een tussen-de-boodschappen-leggertje waarmee hij meteen enthousiast op van alles en nog wat begon te slaan. Met nog altijd dezelfde ongeïnspireerde toon in haar stem en zonder ook maar het kleinste beetje acht te slaan op het gebrek aan effect van haar woorden toeterde zijn moeder de man meermalen in het oor dat Dylan niet met het boodschappenleggertje moest slaan, maar het op de lopende band moest leggen. Terwijl de man zijn boodschappen gehaaster dan normaal betaalde, legde Dylans moeder zelf een ánder leggertje op de band en toen hij het parkeerterrein affietste zag hij Dylan nog vrolijk achter zijn strakke moeder aanhuppelen, naar de suv, met zijn zakje m&m's al half leeggegeten. De man zag scheel van ergernis en had een nare fluittoon in zijn rechteroor. Maar het was allemaal voor niets geweest.


26 september 2007

Japan
Bij het afscheid van de grote stad, ruim een jaar geleden alweer, hadden zijn jongens allebei een konijn gekregen. Van vrienden. Want daar moest je het van hebben, naar het scheen. De man en zijn vrouw hadden het maar zozo gevonden, maar hun jongens waren er dolblij mee geweest. De eerste paar dagen. Daarna was er nog eens een dag of twee hartstochtelijk gerouwd toen één van de twee konijnen er al snel de brui aan had gegeven, maar sinds die tijd was er voor het overgebleven konijn, Japan, nog maar nauwelijks aandacht geweest. Het arme dier mocht al blij zijn dat het niet van honger en dorst omkwam en alleen onder zeer luide protesten werd er wel eens wat nieuw hooi en stro in het hok gefrommeld. De man had meer dan eens geprobeerd daar verandering in te brengen, zijn jongens aan te sporen het beest ook af en toe eens op te pakken of wat meer ruimte te geven, maar hij was daar niet in geslaagd. Zijn jongens waren gewoon niet zulke dierenvrienden en Japan had zijn naam beter wat meer eer aan kunnen doen en van hard plastic kunnen zijn, met gemene lampjes als ogen en nare geluiden op batterijen en gaten in zijn pootjes om zwaarden en geweren in vast te klemmen. In de nieuwe tuin had de man van de zomer nog een wat groter hok op het gras getimmerd en de eerste tijd leek het konijn er wel schik in te hebben de boel te ondertunnelen, voor zover het degelijk gaaswerk dat toeliet, maar toen het er eenmaal achter was gekomen dat dat niet zo héél ver was had het zijn intrek genomen in de verste hoek van het nieuwe hok waar het dagenlang gelaten ergens op zat te wachten om er alleen uit te komen wanneer zijn jongens onder dwang een handvol nieuw voer in het bakje deden. De man stond wel eens naar Japan te kijken, zoals het beest daar maar zat te zitten, en al had hij geen hoge pet op van konijnen, dan voelde hij toch een soort medelijden. Dan overwoog hij het hok maar eens open te laten staan. Maar ja.. Laatst hoorde hij zichzelf plotseling beweren dat het voor Japan leuker zou zijn wanneer er een tweede konijn bij kwam! Hij hoopte maar dat niemand dat gehoord had.


25 september 2007

Port betaald
Zijn vrouw had zo haar eigen eigenaardigheden. Eén ervan was dat ze ongestempelde postzegels van enveloppen en kaarten afweekte, om ze nóg eens te gebruiken. Zonde van het geld, vond ze dat, om die zomaar in de papierbak te proppen. Gewoon met een beetje hobbylijm op een ansicht plakken en je had weer 44 cent verdiend, zo dacht zíj erover. En de posterijen namen het blijkbaar niet zo nauw want in de bureaula lag een flinke plastic zak vol afgeweekte, ongestempelde postzegels. De man vond het niks. Die hield ten eerste niet van hobbylijm, die vochtige troep die alleen aan je vingers en je kleren bleef plakken maar nooit aan wat je dan te plakken had. Verder had hij er ook een hekel aan steeds te moeten uitrekenen hoeveel postzegels van 29 cent hij nodig had om een envelop van 50 gram te kunnen versturen, de afgeweekte voorraad van zijn vrouw bestond voor een zeer groot gedeelte uit decemberzegels. De man hield ook niet van decemberzegels. Bovendien vond hij een bedrag van 44 cent nou niet iets om je zo druk over te maken. De man kocht dus altijd een paar mapjes nagelnieuwe, zelfklevende postzegels op het postkantoor om zijn post snel, makkelijk en hygiënisch mee te frankeren. Zoals gezegd: ieder zijn eigen eigenaardigheden. En toch liep het om één of andere reden vaak dan weer zo dat hij zijn vrouw vrij regelmatig ergens vanuit het huis gehaast hoorde roepen of híj nog postzegels had en dat hijzelf, wanneer hij een envelop wilde versturen, tot de ontdekking kwam dat zijn zelfklevende voorraad helemaal op was en hij godverdegodver tóch weer met die smerige hobbylijm twee keer vijf decemberzegels kon gaan zitten vastfröbelen om ze nog op tijd op de bus te krijgen. Wat dan óók nog eens twee keer 13 cent teveel was.


24 september 2007

Vieze verza
Weinig trefzeker liep de man zijn wagentje over de groente-afdeling van de supermarkt te zwenken. Hij was op weg geweest naar de tomaten maar had op het laatste moment besloten van richting te veranderen naar de broccoli en de sperzieboontjes omdat bij de tomaten een raar vrouwtje stond, waar hij geen zin in had, om daar naast te gaan staan. Het vrouwtje had een merkwaardige, blauw geruite jas aan en die was dan wel niet scheef dichtgeknoopt maar dat had makkelijk gekund, want zo'n jas was het. En zo'n vrouwtje was het. Haar blonde haar was weldegelijk érg scheef geknipt en zat half door de war en stond half overeind. Ze had een uitdrukkingloos gezicht met een grote scheve neus, waar 's winters waarschijnlijk wel permanent een grote druppel nattigheid aan zou hangen, en doffe lodderogen met rode randjes. Ze zou wel stinken ook, dacht de man. Hu! En ze blééf maar bij de tomaten staan. De man had ondertussen al uitgebreid een zak appeltjes gepakt, een doos champignons, vijf grapefruits en vooruit maar, om tijd te rekken ook nog wat kiwi's en hij had alles afgewogen en dichtgeplakt en -geknoopt en -gevouwen Hij hoefde alléén nog tomaten. Met de moed der wanhoop ging hij dan toch maar naast het vrouwtje staan dat meteen schichtig twee tomaten pakte en zich in gebogen krabbegang uit de merkwaardige voeten maakte. Wel had de man nog snel even gezien waaróm het vrouwtje zo lang bij de tomaten had staan dralen: ze had zo goed als iedere tomaat in haar heksenhanden gehad en er met een ranzige nagel in staan prieken of hij wel hard of zacht of god mag weten wat genoeg was. In bijna elke tomaat stond het boogje van haar nagel gedrukt. Gedverdemme. Kon de man daar een beetje elke tomaat die hij beetpakte na gaan staan kijken of ze er wel af was gebleven, met haar rare-vrouwtjes-klauwen. Dat kon wel eens een tijdje gaan duren. Tomaat na tomaat liet de man door zijn handen gaan, meer dan de helft kon hij weer in de bak terugleggen. Vanuit zijn ooghoek zag hij een vrouw met een winkelwagentje op het laatste moment van richting veranderen naar het fruit.


21 september 2007

1 : 2
Dapper zette de man de zaagmachine aan. Hij zou de twee uur die hij vandaag nog had om te klussen nuttig besteden, en ze niet weer weg laten glippen in allerlei andere karweitjes en boodschapjes. Met ferme hand duwde hij zijn balkjes langs het gillend blad om ze op de gewenste breedte te krijgen. Met zo'n geweldige machine was het allemaal zo gebeurd, wist hij. Uiteraard waren de twee uur na amper een kwartiertje alweer veel sneller om dan hij gedacht had en was hij zoals gewoonlijk een heel stuk minder opgeschoten dan hij zich gewenst had. Wel, zag hij toen hij eens om zich heen keek, had hij met zijn twee zaagsnedes zóveel stof verspreid dat hij als hij zijn jongens van school had gehaald waarschijnlijk minstens een uur nodig had om overal het stof vanaf te blazen en te stofzuigen.


20 september 2007

Klassiek
Dan zie ik u volgend jaar wel weer, had de opticien anderhalf jaar geleden al lichtelijk cynisch gezegd, bij het invullen van de geboortedatum van de man. Voor een leesbril. Mooi niet, had de man gedacht, mooi niet. Zó oud was hij nog láng niet. Trouwens, hém zou je helemáál van z'n levensdagen niet met een bril aan een touwtje om zijn nek zien lopen. Of met een multifocale bril. Alleen het suffe wóórd al. Jammer genoeg had de man het jaar dat er op volgde in elk geval zichzelf al regelmatig moeten toegeven dat hij, om de krant fatsoenlijk te kunnen lezen, zijn bril eigenlijk maar beter af kon zetten. Meer dan eens betrapte de man zichzelf erop dat hij over het randje van zijn bril zat te turen, om die achterlijk kleine lettertjes te kunnen ontcijferen, of de draad in de naald te krijgen. En nu had hij dus een nieuw klassiek hoogtepunt bereikt. Met zijn oudste zoon had de man een spelletje yatzee gespeeld, en om de instructies op het scoreformulier te kunnen lezen had hij zijn bril, om die niet telkens op en af te hoeven zetten, vlotjes in de grijzende maar nog volle haardos gestoken. Na afloop van het spelletje had hij zich voor het eerst, al was het maar een paar seconden, gék gezocht naar zijn bril. Het zou alleen maar steeds erger worden allemaal, besefte de man.


19 september 2007

Een man de man
De man was op schoolreis geweest, met zijn oudste zoon mee, als schoolreisvader. Vier lange dagen had hij zich afwisselend gelaten en enthousiast ondergedompeld in bonte avond, kindergedruis en vossenjacht. Kringgesprek, avondspel en hele korte nachten. Samen met een aantal moeders en de juf. Drie andere vaders, waren er ook meegeweest. Échte vaders. Met drukke banen, belangrijke functies en hele grote auto's. Die met moeite de tijd vrij hadden kunnen maken, voor de schoolreis van de kids. En met mobiele telefoons die steeds echt even opgenomen moesten worden, voor de zaak. Gesprekken over voetbal. De man had daar wel een beetje tegenop gezien eerlijk gezegd. Hij wist niets van voetbal én hij had geen grote auto. Zelfs geen kleine. Hij had niet eens een rijbewijs. Zíjn mobiele telefoon ging maar één keer, en toen was het voor één van de andere vaders, omdat die almaar in gesprek was. En een goede baan hij ook al niet. Als ze hem vroegen wat híj deed, begon hij meestal te blozen en te stotteren. Nee, als het op man-zijn aan kwam, stond de man niet bepaald zijn mannetje, vond hij zelf altijd. Maar het was nogal meegevallen. De man had de grootste mannenlol gehad, op de mannenslaapzaal. En 's avonds had hij, met de andere mannen, bij de barbecue gestaan, en níet achter het fornuis. Door flink te helpen met de afwas en druk met vuile vaat te sjouwen had hij zo'n beetje gemaskeerd dat hij zich voor het schoonmaken van bijvoorbeeld de wc's maar liever drukte, net als de andere mannen, en na drie dagen liep hij zó fanatiek te voetballen dat álle jongetjes het liefst bij hém in het team wilden. Dus ja, het zat er blijkbaar toch wel in, bij de man, het mannengen. Niet dat hij nu meteen op zoek ging naar een drukke baan, of een belangrijke functie, en voor een rijbewijs of een grote auto had hij het geld niet, maar misschien kon hij eigenlijk wel eens een barbecue aanschaffen.


11 september 2007

Niet ver van de boom
Dat ze vanavond wel eens uit eten konden gaan, vond zijn oudste zoon, nogal parmantig. Met z'n tweeën, want zijn broertje was op schoolreis en zijn moeder moest laat werken. Het was eigenlijk wel een grappig idee, uIt eten met zijn zoon van acht, dus waarom niet, dacht de man. En zo liep hij achter zijn jongen aan het eetcafé in waar ze al eens eerder met het hele gezin waren geweest, en liet zich het tafeltje wijzen waar ze gingen zitten. Gezellig. De man bestelde een rood wijntje en een Fristi en opende de tafelconversatie met zijn zoon. Die had inmiddels als een ware stamgast een Donald Duck uit de leesportefeuille gevist en zat uitgebreid onverstoorbaar te lezen, zonder acht te slaan op zijn omgeving, de serveerster of zijn vader die een gesprek met hem probeerde aan te knopen. Wat de man ook probeerde, aan gespreksonderwerpen, intonatie of begeleidende gebaren, zijn zoon keek niet op uit zijn lectuur. Het deed de man een beetje denken aan de ontbijttafel, maar dan andersom natuurlijk. Hij begreep dat er maar één ding op zat: geduldig wachten tot zijn zoon de Donald Duck uit had.


6 september 2007

Morgen
Ruim vier maanden combineerde de man het klussen aan zijn droomhuis nu met het er in wonen. En hij had zich er op voorbereid dat dat niet altijd even makkelijk zou zijn. Het tempo, dat toch al niet hoog lag, zou er wel eens behoorlijk van kunnen dalen. Dat had de man van tevoren wel bedacht ja. Maar eerlijk gezegd viel het hem dan nóg tegen. Want hoewel hij voor zijn gevoel met niets anders meer bezig was dan met klussen en klussen en andere dingen láten om te kúnnen klussen, het resultaat strookte totáál niet met dat gevoel. Er waren dagen dat hij zélf het verschil niet eens zag, laat staan zijn vrouw. En toch was hij na zulke dagen nét zo moe. Nee, moeier nog! Afgemat! En de laatste tijd begon dat dan, samen met de naderende herfst, zijn sporen te trekken in het humeur. De man begon voorzichtig aan weer wat te somberen en te donkeren, droomhuis op het platteland of niet. Deze week was het daardoor gewoon maar helemáál niet van klussen gekomen. De man had zijn kont tegen de krib gegooid, zijn kop in de wind en gedacht: dan niet! Wat vált er ook te klussen in die paar uurtjes tussen brengen en halen? Als je eerst al je gereedschap tevoorschijn moet halen en de meubels verschuiven? Als je daarna weer je gereedschap op moet ruimen en het halve huis aanvegen? Voor dat halve kozijn dat je dan bent opgeschoten? Die ene deur die je in de grond hebt gezet? Als er ook nog boodschappen gedaan moeten worden en eten gekookt? Boterhammetjes smeren, bekertjes melk. En deze week had de man zich daaraan overgegeven. Hij had niets anders gedaan dan de ándere dingen. De boodschappen en de was, een borstel door de pot. Met zijn jongens heen en weer naar school en van de ene supermarkt naar de andere om de leukste gratis spaarcadeautjes uit te zoeken. Strijken. Een liedje schrijven voor de schoolreis, als betrokken ouder. Een ijsje eten in de stad. Naar de kringloop voor een bontmuts. En allerlei andere beuzelarijen. En zie: het humeur van de man knapte er zienderogen van op. Héérlijk, vond hij het. Dit, dacht hij, was zijn leven van vóór het grote klussen. Dit zou zijn leven wéér zijn wanneer hij eenmaal klaar was met klussen. Hij kon bijna niet wachten. Morgen ging hij meteen weer beginnen. Met klussen.


5 september 2007

De overtreffende trap
Zijn jongste had een vriendje mee van school. Een enthousiast en beleefd joch met zijn hoogblonde haar in een keurige scheiding. Onderweg naar huis kletste het vriendje al honderduit, over zijn spiksplinternieuwe fiets, die iets groter was, en waarschijnlijk ook wel iets duurder dan het overduidelijk tweedehandsje van zijn jongste. En dat hij daar dus ook iets harder op kon fietsen. Eenmaal thuis was hij het éérste bij de voordeur en had hij het éérste zijn jas uit en was hij het éérste in de tuin, die iets kleíner was dan zijn eigen tuin. Tijdens de boterham vertelde het vriendje nog dat hij verder weg op vakantie was geweest, en ook iets langer, dat hij op een hogere berg was geweest, dat hij grotere meloenen had gezien, dat hij beter kon rekenen en lezen en nog veel meer wetenswaardigheden in de overtreffende trap. Wat zullen we gaan doen? vroeg zijn jongste energiek, toen het vriendje zijn boterham als eerste op had, maar daar had het vriendje niet zo'n idee over. Ook over de spelletjes die zijn jongste opperde kon het vriendje maar moeilijk enthousiast worden en de rest van de middag hoorde de man regelmatig een verveeld wat zullen we nou gaan doehoen? door het huis drenzen. Pas toen de laatste tien minuten van de middag de computer even aan mocht, voor een spelletje, raakte het vriendje oprecht begeesterd, al had hij thuis leukere spelletjes, en liet hij vol overgave zien dat hij een stuk sneller en behendiger speelde dan zijn jongste. Dat hij best nog eens een keertje kon komen spelen, zei de man tegen de moeder van het vriendje, nadat het vriendje als éérste bij zijn eigen huis was aangekomen, waar hij onmiddellijk achter de computer dook. Maar dat hij zijn eigen jongens een stuk leuker vond, dacht hij er in stilte achteraan.


4 september 2007

Perpetuum immobile
Het was weer eens nooit goed bij de man. Vóórdat de zomervakantie was uitgebroken, weken geleden alweer, had hij zich regelmatig gefrustreerd en chagrijnig gevoeld over zijn vorderingen bij het klussen. Het schoot maar niet op en het kwam maar niet af en voordat hij ook maar íets was begonnen moest hij er alweer mee ophouden omdat er kinderen van school moesten worden gehaald en boodschappen gedaan. Als het maar eenmaal vakantie was, had hij zichzelf voorgehouden, dan zou hij eens een flinke klapper maken. Aan het eind van de zes weken vakantie echter was hij nog lang niet zo ver opgeschoten als hij zich aan het begin ervan had wijsgemaakt. Het was tenslotte ook nog eens vakantie en de boog kon niet altijd gespannen staan. Er moesten ook leuke uitstapjes gemaakt en dingen gedaan en het tempo des levens lag helemaal een flink stuk lager dus voordat hij eindelijk eens begonnen was met klussen was de dag alweer een heel eind op streek. En tijd voor een wijntje in de tuin. Als de vakantie maar eenmaal was afgelopen, had hij zich voorgehouden, dán zou hij wel weer eens even wat druk op de ketel zetten. Dan zou het hard gaan opeens. Maar het dagelijks leven had vandaag nog geen drie weken zijn gang hernomen of de man liep alweer gefrustreerd en chagrijnig door zijn klushuis te ijsberen. Want het schoot maar niet op en het kwam maar niet af en voordat hij ook maar íets was begonnen moest hij er alweer mee ophouden omdat er kinderen van school moesten worden gehaald. En boodschappen gedaan. Hij dééd iets verkeerd. Maar wat?