het bewijs
weblog van een huisvader
......................

 


uit het dagelijks archief:
juni 2005
 

 

 

 

 

 


 

zondag 26
Dilemma
Er begon zo langzamerhand een groep mensen te ontstaan die het nog niet wisten. Van zijn vrouw en de man. En de ziekte. Van die mensen die hij niet zo vaak tegenkwam, of sprak. Die hij maar zo af en toe eens zag. En die hij nu eigenlijk best wel weer eens zou willen zien of spreken, waar hij best wel weer eens langs zou willen gaan, voor een biertje of zo wat. Maar waar hij dan eigenlijk nogal tegenop ging zien. Omdat hij dan eerst het hele verhaal van borst en tumor en chemokuur moest gaan zitten vertellen. En daar had hij dan geen zin in. De mensen schrokken er zo van. En dat herinnerde hem dan teveel aan zijn eigen pijn. Die hij nou juist een klein beetje onder controle meende te hebben. Er begon dus eigenlijk een groep mensen te ontstaan die de man zo langzamerhand een beetje begon te ontlopen. En dat deed hem dan toch ook weer pijn.

woensdag 15
Hospitant
Vanavond ging zijn puberdochter voor het eerst hospiteren. Want zo heette dat blijkbaar, wanneer je ergens een kamer ging bekijken. Wanneer je jezelf ergens voor een kamer ging láten bekijken, ook. De man wist dat niet, dat dat zo heette, maar zijn dochter gebruikte het woord met een achteloosheid alsof zij het al wél heel lang wist. Alsof ze niet anders deed. Maar het was dus voor het eerst vanavond. De man had toen geopperd dat je, om een goede indruk te maken, als hospitant, beter niet aan het handje van je ouders aan kon komen. En zijn dochter, al had ze het liever anders gewild, was het uiteindelijk wel met hem eens. Dus daar ging ze. Heel dapper in haar eentje. De wijde wereld in. Ze keek nog een paar keer om. En de man stond de hele avond, tot zij belde, natuurlijk weer doodsangsten uit. 

dinsdag 14
De smoor
Werkjes en bezigheden die de man voor zichzelf uitzocht, zich als afleiding oplegde, of toestond, leken hem al snel weer zinloos en onbelangrijk, en was hij al strontzat voor hij eraan begon. Zo bleven zijn plannen en voornemens onuitgevoerd steken in een almaar dikker wordende, bozige moedeloosheid. Muziek die hij opzette om zichzelf een beetje op te vrolijken, irriteerde hem meteen op het eerste gehoor. Boeken tijdschriften films op tv, de krant het wereldnieuws, het kon hem allemaal niet boeien. En op straat, met het mooie weer, werkten de mensen hem meer dan anders op de zenuwen, met hun achteloze vrolijkheid, hun onbezorgd gedoe, en kreeg hij de pest in van alle meisjes en vrouwen die al te zichtbaar wél twee borsten in hun bloesje droegen. En dáár ergerde hij zich dan ook al weer aan. Aan zijn eigen onredelijk geknarsetand. Nee, de man kon duidelijk weer even een tijdje niet met het leven door één deur.

dinsdag 7
De natuur
Eigenlijk liep de man zich dus alweer te ergeren. Hij was een dagje weg met zijn vrouw, voor een stevige wandeling door de natuur. Weer even de zinnen verzetten. Maar het pad waar zij nu liepen, langs het water, lag bezaaid met drollen. En daar ergerde de man zich dus aan, want dat mocht hij graag doen, aan drollen. Dat je ook helemaal nergens meer een stap kon zetten zonder dat de boel was ondergescheten door die smerige honden. En of die gore aso's de viezigheid van hun honden dan godverdegodver niet op konden ruimen. Dat dacht hij dan al gauw zo'n beetje. Tot het hem plotseling te binnen schoot dat hij in een natuurgebied liep waar helemaal geen honden in mochten, zelfs niet aan de lijn. En hij zich realiseerde dat de drollen dus waarschijnlijk wel van vossen, en ganzen en zwanen zouden zijn. Puur natuur. Als grotestadsbewoner had hij de drol zo eigenlijk nog niet eerder ervaren.

vrijdag 3
Met open ogen
Nú moet ik oppassen, had pappa nog gedacht, toen de buurvrouw zijn jongens en hem naar binnen lokte om naar het nestje jonge poesjes te komen kijken. En inderdaad lagen zijn jongens, stoer als zij normaalgesproken ook waren, onmiddellijk in aandoenlijke aanbidding voor dat pluizige, halfblinde grut. Aaah, wat schattig! Aaah, wat lief! En pappa vond dat bijna nog hartveroverender dan hij de kleine poesjes stiekem toch ook wel vond. Jarenlang had hij zich succesvol verdedigd tegen iedere vorm van huisdieren, want wie moest er voor zorgen? Wie draaide er op voor de kattenbak? Bij wie wilde zo'n beest voortdurend op schoot? Met die staart in z'n gezicht en met vrij uitzicht op die anus? En met die nagels in z'n buik? Juist! Om van al die kapotgereten stoelen en banken en meubels nog maar te zwijgen. Dus ook nu was papa vast van plan zijn hardvochtig veto uit te spreken op het voorzichtig 'ik zou ook wel zo'n poesje willen'. Maar tot zijn verbazing hoorde hij iemand met zíjn stem beloven dat hij het er met mama over zou hebben. Hij was er duidelijk ingestonken.

donderdag 2
Geen zorgen
Met vanmiddag nog één examen te gaan zat zijn puberdochter vanochtend ontspannen languit op de bank, verdiept in iets dat duidelijk helemaal niets met biologie te maken had. Of ze niet zenuwachtig was, vroeg hij, de man, haar vader, die toch meende te weten dat biologie nou niet bepaald haar favoriete vak was geweest, al die jaren. Maar dat was ze niet, zenuwachtig, want zelfs met een één zou ze nog slagen, zei ze. Dan had ze weliswaar een vier op haar lijst maar dat gaf ook niet, want dan liet ze biologie gewoon alsnog vallen. Ach ja. De man maakte zich maar niet al teveel zorgen over haar. Berekenen kon zij duidelijk als de beste.

woensdag 1
Geen zin meer
Dat het leven gewoon doorging, dat hoefde je hem heus niet te vertellen. Dat zag hij zelf ook wel. Overal om hem heen ging iedereen en alles inderdaad onverstoorbaar verder. Maar de man had er regelmatig een beetje moeite mee.

 

 


©2005JosvanVenrooij