
het bewijs
weblog van een huisvader
......................
uit
het dagelijks archief:
april 2005
|
zaterdag
30
Na het feest
Het volksfeest
was voorbij. De man liep naar de tram, om de stad alsnog te ontvluchten.
En hij verbaasde zich erover dat in zijn keurig nette buurt, waar keurig
nette mensen al vonden dat de boel verloederde als je je fiets buiten
tegen het muurtje liet staan, hun keurig opgevoede kinderen het goede
voorbeeld gaven door na de kindervrijmarkt, onlosmakelijk onderdeel van
het volksfeest, de niet verkochte rotzooi met decadente dozen, zakken en
tassen vol op straat achter te laten. Samen met de halfleeggeten
patatbakjes en de halfleeggedronken blikjes. Soms nog niet eens in de
búúrt van de eerste de beste lantarenpaal. Maar eigenlijk verbaasde
het de man al niet eens echt meer. Dat was juist het erge.
vrijdag
29
Begonnen
Voor het eerst had de man deze
twee afgelopen weken weer aan een opdracht gewerkt. Dat was goed, zeiden
de mensen tegen hem. Even een beetje afleiding. Het leven ging door
tenslotte. Hij moest toch ook weer een keer verder. Maar de man was blij
dat hij het af had. En voorlopig weer even niks hoefde. Want hij had
helemaal niet het idee gehad dat zijn leven doorging, achter zijn
computerscherm, terwijl zijn vrouw in de badkamer met haar handen vol
haar stond te huilen.
dinsdag
26
Uitgewaaid
Drie heerlijke
dagen hadden ze gehad, de man en zijn vrouw. Op een eiland waar niemand
ze kende. Waar ze niet benauwd hoefden te zijn voor de buurvrouw waar ze
nu even geen zin in hadden. Voor begrijpende blikken en zorgelijke
gezichten. Goedbedoelde verhalen van kennissen, zussen en moeders, en
vriendinnen van vriendinnen, die hetzelfde hadden gehad, maar weer
helemaal de oude. Drie heerlijke, zonnige, onbezorgde dagen hadden de man en zijn
vrouw het er maar nauwelijks over gehad. Alleen over hoe mooi het was, hoe
stil het was en hoe fijn, zo samen met elkaar. Bijna net als vroeger,
toen alles nog gewoon was. Al hadden ze die drie heerlijke
dagen natuurlijk ook de tondeuse en de pruik, de toekomst, in hun bagage
gehad.
vrijdag
22
Uitwaaien
De man en zijn vrouw zaten een
paar dagen op een eiland. Waar niemand ze kende. En niemand iets wist. Om
even uit te waaien.
vrijdag
15
Wat mijn mond
niet
zeggen kan
Meer lente kun
je iemand toch niet toewensen, waren alle dames in de bloemenwinkel het
er over eens, zo'n mooi en vrolijk boeket. De man had een flinke bos
tulpen gekocht, voor zijn vrouw. Rode en oranje, een gloedvol boeket
inderdaad. Om haar wat op te vrolijken nu ze al drie dagen ellendig en
uitgeblust in bed lag te wachten tot de eerste chemo een beetje was
uitgewoed. Prachtig inderdaad, hield de man zijn aankoop bewonderend op
armlengte voor zich. En nu maar hopen dat het helpt, zei hij ook nog.
Maar dat was blijkbaar iets te jolig want: ooo jeee, riepen toen alle
dames in koor, lachend en kirrend van o la la. Want ja, als een man
bloemen koopt voor zijn vrouw, heeft hij iets goed te maken, nietwaar?
Iets ondeugends misschien wel. O la la, dus. En natuurlijk wist de man
wel dat het een onschuldig grapje was, dat hij zelf had uitgelokt
misschien wel, vooruit, en dat de dames het tenslotte ook niet konden
weten.. toch was de man een heel klein beetje beledigd.
dinsdag
12
Een puber van
goud
Hij mopperde wel eens op zijn puberdochter,
de man, maar het mocht nu toch ook wel eens gezegd worden dat ze goud
waard was. Want dat was zo. In deze zware tijden had ze zich ontpopt als
een volwassen rots in de branding waar de man trots op kon zijn. En
trots op was, jazeker. Regelmatig had ze haar vader de troost geboden
waarvan zij zag dat hij hem nodig had, een onwennige arm om zijn
schouder, een onhandige omarming omdat ze zelf ook zo verdrietig was.
Als haar vader er even geen gat meer in zag, zich huilend terugtrok in
de keuken, sprak zij hem verstandig toe. Dat hij óók best verdrietig
mocht zijn. Nam de jongens mee naar buiten, om hem wat lucht te geven.
Deed de boodschappen als dat zo uitkwam, de afwas, en kookte het eten.
Deed ondertussen nog eindexamen, en scoorde zevens en achten. En ook
vanavond, toen de man en zijn vrouw op stel en sprong naar het
ziekenhuis moesten, met koorts en in lichte paniek op de dag van de
eerste chemokuur, en de man als eerste zijn dochter belde om de jongens
op te vangen, stond zij binnen een kwartier voor de deur, met grote
ongeruste ogen vol tranen. En had zij duidelijk níet eerst rustig haar
bord leeggegeten, zoals de man haar nog wel geruststellend had
geadviseerd te doen.
maandag
11
Des werelds loon
Even wat
anders. Zijn puberdochter was voor een weekendje naar Engeland. Een
schoolreisje naar de roots van de Industriële Revolutie, of zoiets. En
of hij daar maar aan mee wilde betalen. En of hij dan ook voor een
ontbijtje kon zorgen, want ze gingen met de boot en dat was zonder
ontbijt. Dus als leuke, meelevende en zorgzame vader legde papa geld op tafel,
bracht haar weg met de auto, zwaaide haar uit, met het hele gezin, veel
plezier lieve schat, en hij verkneukelde zich het hele weekend bij het
idee hoe ze zou kijken als ze haar ontbijtje uitpakte, en dan niet het
doorsnee gesmeerde boterhammetje aantrof dat ze verwachtte, maar een
koninklijk ontbijtje. Met een plakje ontbijtkoek, net als thuis, een
flesje verse jus, lekkere witte kadetjes waar ze zo dol op is, met
kleine kuipjes jam en minidoosjes hagelslag en chocoladevlokken. Een
zondags hardgekookt eitje. Een zakje zelfs erbij om de schilletjes in te
doen, en een beetje zout. Een mes om de broodjes mee open te snijden.
Daar kon ze mee aankomen, bij haar vriendinnen, had papa zo gedacht.
En.. heb je lekker ontbeten? Vroeg hij haar dus vandaag, toen ze weer
thuis was gekomen en al zijn vermoeiende vaderlijke vragen over hoe het
was geweest en wat ze had gedaan met mwah en meuh had beantwoord. Zelf
zou ze er niet over beginnen, zoveel was duidelijk, maar papa was nog
niet uitgekneukeld, hij moest het vragen. Hij kon het niet tegenhouden.
Was het een lekker ontbijtje? Jawel, antwoordde zijn puberdochter, matig
enthousiast, jawel.. maar ik moest alles zelf nog smeren.. En er zat ook
geen boter bij. Kijk, toen was papa wel uitgekneukeld, ja.
vrijdag
8
Een hoedenhoofd
Zijn vrouw ging voortvarend te
werk. Vooruitlopend op week drie van kuur één had zij vast een aantal
nieuwe hoeden en petten aangeschaft. En nu zat ze haar jongens voor te
lezen, voor het slapen gaan, met een vrolijke pet op haar hoofd. Om er
vast een beetje aan te wennen, voor de jongens ook. Het stond haar
uitstekend. Zoals álle hoeden en petten haar altijd uitstekend stonden.
Zijn vrouw had een echt hoedenhoofd, zoals dat heette. Toen zij de man
voor het eerst wat achteloos ten afscheid had gekust, op het station, en
hij definitief verliefd op haar werd, had zij ook een hoedje gedragen.
Een rood hoedje. Iets mooiers had de man nooit gezien. Dan dit meisje
met haar hoedje en haar vrolijke lach, dat hem zomaar kuste. En ook nu
weer vond hij haar de mooiste vrouw op aarde.
donderdag
7
Naar
omstandigheden
Ja, goed,
antwoordde de man tegenwoordig maar weer, op het veelvuldige 'hoe gaat
het?' Goed, gaat het. Naar omstandigheden, zei hij er dan maar wel
achteraan, want ja, echt goed zou het voorlopig wel niet meer gaan, maar
hij wilde de ellende ook niet almaar breed uit blijven meten dus: Ja
hoor, het gaat goed. Kijk maar, daar staat de man in de keuken. Hij
probeert een zakje vleeswaren open te krijgen en dat lukt niet. Vloekend
en tierend en razend van blinde woede rukt hij het plastic met zoveel
geweld open dat de plakjes chorizo tegen de ramen vliegen. Gevolgd door
een eenzame huilbui.
dinsdag
5
Buiten de waard
gerekend
Het had de man
wel een goed idee geleken vandaag alleen thuis te blijven, terwijl zijn
vrouw naar het museum was, met een collega. Hij had er even geen zin in
gehad. Al wekenlang ging zo goed als ieder gesprek, ieder telefoontje en
iedere gedachte over tumorweefsel, lymfeklieren en chemokuren. Over
angst, over boosheid en verdriet. En de man wilde wel eventjes wat
anders. Maar nu hij dan alleen thuis zat, kwam hij erachter dat er
eigenlijk eventjes niks anders was.
maandag
4
Een ijsje op
het plein
Zijn vrouw was, zo'n twee weken
na de operatie nu, weer redelijk op de been. En ook haar optimistische
levenslust was ongebroken teruggekeerd. De man had al zijn werk
voorlopig even afgezegd en het was lekker weer, de afgelopen dagen. Zo
keutelden de man en zijn vrouw dus eigenlijk best genoeglijk door de
dagen. Gebakje bij de koffie, even voor een ommetje, lunchen in de zon.
Met versgeperste jus en lekkere warme broodjes. Een ijsje op het plein.
En alles gearmd en hand in hand en wil je nog een kusje? Vanochtend was
er zelfs tijd en zin voor de liefde, midden op de dag, alle kinderen
naar school. Het leek verdorie wel of ze opnieuw verliefd waren. En de
man vroeg zich zorgelijk af of dat nou allemaal wel mocht. Of ze niet
eigenlijk veel verdrietiger moesten zijn. Maar zijn vrouw vond dat het
wel even kon.
zondag
3
Afscheid van
een verstekeling
Wat er dan ook nog bijkomt.
Afgelopen vrijdag had de man voor de laatste maal zijn derde kleuter van
school gehaald. Drieëneenhalve maand geleden was het vriendje van zijn
jongste kleuter bij toeval in zijn gezin aangespoeld, voor een paar
nachtjes noodopvang, maar niet meer weggegaan. Omdat de omstandigheden
nou eenmaal zo waren en de man het wel een aandoenlijk en geinig ventje
vond, zijn jongens het goed met hem konden vinden hadden de man en zijn
vrouw besloten hem een tijdje in huis te nemen, tot er een goede
permanente oplossing gevonden zou zijn. Gaandeweg was de man stilletjes
gaan denken dat zijzelf misschien wel een goede permanente oplossing
waren, al zag hij daar ook de bezwaren wel van. Nu zijn eigen gezin zo
plotseling in zwaar weer terecht was gekomen, met nog een paar zware
maanden te gaan, had hij besloten dat dat niet met een pleegkind te
combineren viel. Dat zijn eigen jongens nu zelf alle extra aandacht die
er was nodig hadden. Een verstandige beslissing, werd hem door iedereen
verteld, je hebt jezelf om aan te denken, je vrouw, en je gezin. En
natuurlijk vond de man dat zelf ook wel. Natuurlijk. Maar toen hij zijn
derde kleuter die avond dan afleverde bij zijn nieuwe tijdelijke gezin,
en afscheid van hem nam, brak zijn hart alsof hij zijn eigen zoon
wegbracht. Dus wat moest hij daar dan weer mee?
zaterdag
2
De zinnen
verzet
Zijn vrouw op
stap met een vriendin, op zoek naar leuke bloesjes, liep de man vandaag
met zijn bol in de zon in het bos. Vanwege het prachtige weer en de
lente, en omdat zijn jongens hun zelfgemaakte pijl en bogen ook wel eens
wat uitgebreider wilden uitproberen dan voorzichtigjes in de gang.
Heerlijk hoor, even eruit. Even de zinnen verzetten. Vandaar ook dat hij
een gezellig praatje aanknoopte met de eerste de beste andere papa die
hij tegenkwam. Heerlijk, zo'n gesprekje over koetjes en kalfjes, dacht
hij, in plaats van over chemokuren en lymfeklieren. Een keuveltje met
iemand die nergens van wist en ook nergens van hoefde te weten. Een
dagelijks babbeltje van niks. Over de kinderen ging het natuurlijk, en
dat je daar maar het beste zoveel mogelijk van kon genieten, in plaats
van altijd maar werken. Het leven was tenslotte toch al zo kort en voor
je het wist was het voorbij. Vond de andere papa. En zo moest de man
toch nog behoorlijk op zijn tong bijten om het hele verhaal er niet
alsnog uit te gooien. Ter onderstreping van deze waarheid.
vrijdag
1
Een zoen van de
kapper
Aan het begin
van deze week waren zijn vrouw en de man al naar de kapper geweest. Geld
uitgeven en ijdeltuiterij zijn goede medicijnen tenslotte, bij een zwaar
gemoed. Maar omdat kort daarna bleek dat al volgende week de chemo zou
beginnen, besloot zijn vrouw dat zij haar haar bij voorbaat nog heel wat
korter zou laten knippen dan zij het nu droeg. Ze droeg het in woeste,
onwillige, rode krullen, tot op de schouder. Prachtig haar, had de
kapper nog gezegd, die paar dagen eerder. Of zijn vrouw dat nou wel
zeker wist, vroeg zij dan ook ontsteld, toen ze hoorde hoe kort het
moest worden. Maar, ja, zijn vrouw wist het zeker. En zo kwam het dat
zijn vrouw en de man plotseling zaten te huilen bij de kapper. En dat de kapper
toen ook niet meer wist wat ze nog moest zeggen. Ter plekke een kapsel
verzon dat kort was, maar toch leuk, en handig zelf aan te passen, als
dat nodig mocht zijn. En af en toe stopte met knippen om een bemoedigend
schouderklopje te geven, een troostend gebaar te maken. En toen ze klaar
was met knippen kreeg zijn vrouw een zoen van de kapper, en hoefde ze
niet te betalen. En zijn vrouw en de man besloten om nooit meer naar een
andere kapper te gaan.
©2005JosvanVenrooij
|
|