vrijdag 29 juni
Linnen, zijde, katoen
Of zijn vrouw er ook was, vroeg het
nieuwe buurmeisje, want er moest iets gestreken worden. De man was op
bezoek bij de buurman. En voor strijken, ging hij meteen op zijn
geëmancipeerde strepen staan, moest je niet bij zijn vrouw zijn, maar
bij hém. Híj was de huisman tenslotte. Zijn vrouw bakte daar niet veel
van hoor, van strijken. Kom maar op met dat strijkijzer. Nu bleek het
geen snoezig jurkje kant en klaar te zijn dat gestreken moest worden,
maar een knutselwerkje van plastic kraaltjes. Heel vroeger had de man
dat wel eens gedaan, voor zijn dochter die toen nog klein was, maar ja,
hoe heet moest dat dan ook weer? En hoelang? En moest daar dan niet een
soort doekje tussen? Aarzelend ging de man aan het werk, kritisch
belangstellend gevolgd door de buurman, twee buurmeisjes en weer een
andere buurvrouw, die inmiddels ook aan was komen lopen, want zo ging
dat op een dorp. Na een tijdje voorzichtig en niet al te heet heen en
weer gestreken te hebben zag hij dat de kraaltjes inderdaad aan elkaar
vast waren gesmolten en opgelucht wilde hij al aan het volgende
knutselwerkje beginnen toen de buurvrouw een afkeurende blik op zijn
strijkwerk wierp. Dat was nog lang niet goed, wist zij wel heel erg
zeker. Dat zat nog maar nauwelijks vast, dat ging binnen de kortste
keren kapot, snibde ze nog even verder. Dat leek nergens op. De man liet
ondertussen het tweede knutselwerkje van de vier íets te hard op de
tafel landen, waardoor de kraaltjes alle kanten op rolden en stuiterden
en er niet veel meer te strijken overbleef. Onbeholpen priegelend
probeerde hij de schade weer te herstellen maar met een vriendelijke
glimlach nam het buurmeisje hem het werkje vastberaden uit handen. Dat
zou ze verder zelf wel doen. Net als het strijken. Hij werd bedankt voor
zijn moeite.
donderdag 28 juni
Nat
Vanochtend had de man zijn nieuwe
tuindeuren afgelakt. Strakgroen glanzend stonden ze vers in de verf toen
zijn jongens thuiskwamen uit school. Pas op voor de verf, had hij ze
buiten op de stoep alvast indringend gewaarschuwd. Pas op voor de verf,
riep hij angstvallig iedere keer dat er één ook maar een béétje
aanstalten maakte de tuin in of uit te rennen. Pas op voor de verf, pas
op voor de verf. Honderdduizend keer. Jahaaa, zuchtten zijn jongens
steeds opstandiger dat ze heus wel uitkeken en zelf kreeg de man er
uiteindelijk ook een punthoofd van. Hij leek verdorie zijn vader wel, al
riep die het ook bij reeds jaren volledig uitgeharde verf. Hij besloot
zich dus verder in te houden want op zijn vader lijken, dat was wel het
laatste dat hij wilde. Een foute beslissing, weet iedereen die kinderen
heeft, want de eerste de beste keer dat hij zich dan inderdaad
tandenknarsend inhield greep er eentje zonder een spoor van aarzeling
voluit in de verf. En eigenlijk was de man niet eens verbaasd. Kon hij
niet boos worden ook. Het was zijn eigen schuld. Sommige dingen kon je
niet te vaak zeggen. Alleen maar één keer te weinig.
dinsdag 26 juni
De plak
Gistermiddag had zijn oudste zoon
huiswerk meegekregen, van de meester van groep vier. Zijn taalschrift.
De meester vond het niet hard genoeg gaan, met zijn oudste zoon en het
taalschrift, en wilde op deze manier proberen de achterstand een beetje
weg te werken, hoewel de vakantie over anderhalve week begon. Nou was
papa daar helemaal niet zo heel erg op tegen, al vond hij het een beetje
overdreven, hij vond alleen dat de maandag daar niet zo'n geschikte dag
voor was. Niet alleen moesten zijn jongens dan naar judo, en bleef er
met boodschappen doen en eten koken en al maar weinig tijd over, vóór
het naar bed gaan, papa vond ook dat áls zijn jongens dan al huiswerk
meekregen dat dan maar op de dinsdag en de donderdag moest gebeuren, de
twee extra dagen dat zijn jongens 's middags al om half één vrij waren
omdat de school waar ze op zaten vond dat het anders te vermoeiend voor
ze zou zijn en dat er voor onderbouwkinderen ook nog tijd over moest
blijven om te spelen, naast het leren. En dát zou papa de meester
vanochtend wel eens eventjes vertellen. En dat zijn zoon zijn huiswerk
dus pas vanmiddag zou maken. Om zijn zoon zelf daar niet mee op te
zadelen. Oh, nam de meester het hele verhaal als kennisgeving aan, maar
had zijn zoon zijn schrift dan nu wel bij zich? En kon papa dat dan niet
even na komen brengen, want zijn zoon had dat straks wel nodig. Dus
daar fietste papa een keer extra op en neer naar school vanochtend, door
de plenzende regen. Voor straf. Had hij maar niet zo assertief moeten
zijn.
dinsdag 5 juni
Begrepen
Het was een warme dag. De man
fietste heen en weer van de bouwmarkt naar de supermarkt met zijn
jongens, via de bibliotheek, en omdat het dus een warme dag was, hadden
zijn jongens nu al een stuk of vijf keer gedacht, moesten ze maar een
ijsje gaan eten. Nu was zeuren één van de dingen waar de man gewoon te
ouderwets voor was, daar had hij een enorme hekel aan. Als het bij één
keertje vragen bleef wilde hij dan nog wel eens het al even ouderwetse
"nou, vooruit dan maar weer" brommen, maar vijf keer was echt teveel.
Bovendien hadden zijn jongens vandaag ook al zéker vijf keer zéér
hooglopende ruzie gehad om de futielste aanleidingen dus de kansen op
een milde dag waren wat de man betreft ruimschoots verkeken. Het was
tenslotte ook nog eens elke keer vijf euro, even een ijsje eten. Elf
gulden zoveel! Daar kocht je vroeger een beker ijs voor waar je een week
misselijk van was. Maar goed.. De jongste was redelijk genoeg zich er
bij neer te leggen maar de oudste zette het op een mokken alsof hij nou
nóóit eens een ijsje kreeg. Nóóit! Een ijsje, probeerde de man er dan
toch maar weer een leermoment van te maken, was een extraatje. Dat kreeg
je af en toe, op een zonnige dag, wanneer papa in een goed humeur was
omdat zijn jongens bijvoorbeeld al de hele dag geen stompzinnige
ruzietjes om niks hadden gehad. Ja, lekker! riep zijn zoon
verontwaardigd. Lekker! Dat is dus nóóit hè? Pap! En héél even vleide de
man zich met de gedachte dat zijn zoon het tóch begrepen had.
©JosvanVenrooij