het bewijs
weblog van een huisvader
......................

 


uit het dagelijks archief:
juli 2007
 





 

 

 

 

 

woensdag 25 juli
Liefst de ortolaan
In de tuin van het duitse vakantiehuis hipte gedurig een vogeltje rond dat zijn aandacht trok. Het was een zwart vogeltje dat sierlijk hoog op de poten stond. Groter dan een mus maar te klein en te slank voor een merel. Het had daar ook niet de gele snavel van trouwens, en de staart leek hem er te lang voor. Bovendien, en dat was het waarschijnlijk dat de aandacht trok, de onderkant van de staart was duidelijk rood. Vaak had de man zich voorgenomen dergelijke waarnemingen thuis in een vogelboekje op te zoeken om de bijbehorende naam in het vervolg te wéten. En in voorkomende gevallen achteloos uit de mouw te kunnen schudden. Niet om te pochen, maar omdat het hem om één of andere reden leuk leek zo iemand te zijn die dat wíst. Hoe de planten en de dieren heetten. Regelmatig had hij om die reden ook bomenboekjes, vogelgidsen en bloemen- en plantenwaaiers aangeschaft - een heel rijtje op de boekenplank was het al - die hij op het moment dat hij ze gebruiken kon echter nooit bij zich had. Net zo min als zijn verrekijker trouwens. Of zijn botaniseertrommeltje. Eenmaal teruggekeerd van berm en beemd werd de aandacht thuis dan al snel weer opgeëist door andere zaken, als soep, drank en kindergezang, en raakte het waargenomen vogeltje of bloempje, hoewel het hem weldegelijk oprecht interesseerde, al gauw weer in de vergetelheid, waar het ook vandaan kwam. Toch probeerde de man zijn telkens struikelende belangstelling op zijn jongens over te brengen. Ongetwijfeld in een poging ook zichzelf wat dat betreft eens in serieuze beweging te krijgen riep hij onderweg naar school of supermarkt regelmatig iets over aalscholvers, scholeksters, kieviten en valkjes - namen die hij inmiddels wel had opgeduikeld en onthouden - en beloofde zijn jongens de nog naamloze soorten thuis op te zoeken in één van de vele vogelboekjes. Wat er dus nooit van kwam. En wat er bijvoorbeeld al toe geleid had dat zijn jongens hardnekkig het zelfverzonnen, zeer pragmatische maar wat prozaïsche "bruinkopeend" bleven zeggen tegen wat papa dan tegenwoordig wist dat het "smient" heette. Maar met het vogeltje in de tuin van het duitse vakantiehuis zou het misschien wel goed komen want zijn jongens hadden voor de vakantie een vogel-, vlinder-, bloemen- en fossielenboek gekregen, voor op de achterbank, en daar zou het vogeltje best eens in kunnen staan. Een goede gelegenheid nu eindelijk eens de daad bij het woord te voegen. Zijn oudste zoon rende al naar binnen om het boek te halen. Leergierig bladerde hij in het rond, op zoek naar een zwart vogeltje met een rode staart. Ook de man was benieuwd naar de juiste naam van het beestje en ergens, waarom wist hij niet, hoopte hij dat het iets bijzonders zou zijn. Zoiets als "ortolaan" bijvoorbeeld, dat leek hem wel wat. Dat klonk mooi. En dan was hij voortaan iemand die wist hoe een ortolaan er uit zag: zwart met een rode staart, kleiner dan een merel. Maar zijn nu éindelijk eens doorzetten werd slechts zééér karig beloond met het "zwarte roodstaart" dat zijn jongens dus zelf óók wel hadden kunnen verzinnen! Maar goed, vergeten zou hij het niet snel.

dinsdag 17 juli
Auf Deutsch
Het vakantieadres in Duitsland was een gedeelte van een groot, witgestuct huis met kleine, hermetisch met rolluiken gesloten ramen waarachter zich een duits gezin verschanste. Met daarbij ook een jongetje uit dezelfde leeftijdscategorie als hun eigen jongens. Dus wie weet.. hadden de man en zijn vrouw gedacht, konden die nog wel eens een middagje samen spelen en konden zijzelf, zonder knagend schuldgevoel lekker lui in de zon blijven zitten, met hun boek. Hun jongens zagen dat minder luchtig want hoe kon je nou met elkaar spelen als je elkaar niet verstond? Maar, hadden papa en mama geruststellend gezegd, dat zou allemaal vanzelf wel goed komen. Al spelend. Moesten hun jongens maar eens opletten. Vanmiddag had de man gedacht het ijs alvast een beetje te breken door het jongetje uit te nodigen mee te doen met het spelletje dat hij met zijn jongeste zoon aan het spelen was. En om zijn jongste te laten zien dat je niet meteen bij het eerste het beste nein moest opgeven, had hij een gesprekje met het jongetje aangeknoopt. Over zijn kaninchen. Wie das Kaninchen den heisste? Vroeg de man. Waarop het jongetje een snoezig klinkend woord met heel veel lettergrepen mompelde waarvan de man dacht dat het dan zo'n beetje eindigde op füsschen, maar waar hij eigenlijk, ook nadat het jongetje het nog eens had herhaald, geen touw aan vast kon knopen. Zich maar al te bewust van de afwachtende "mijn papa kan alles" blikken van zijn jongste zoon dacht de man het slim aan te pakken door het jongetje dan maar eens te vragen warum das Kaninchen so heisste? Maar van de anderhalve minuut Hunsrücker Platt die daarop volgde kon papa al helemaal geen woord thuisbrengen, moest hij zijn zoon later bekennen. Schaapachtig lachte de man naar het jongetje. Ach so, trachtte hij zijn figuur nog te redden, en vroeg nog maar eens of het jongetje nú dan mee wilde spelen. Zelfs voor zijn zoon was het nein goed verstaanbaar. En de man had niet het idee dat hij de gang van zaken erg had bespoedigd.

donderdag 5 juli
Zo slecht nog niet
Aan de andere kant, als hij zo in zijn tuintje zit, in een waterig ochtendzonnetje, met een kopje koffie en een boek, een windje door zijn haar, met af en toe een flard muziek uit zijn eigen openstaande tuindeuren, de vogeltjes in de lucht, de eendjes in de sloot.. dan is de man toch ook wel behoorlijk verzoend met het bestaan.

woensdag 4 juli
Ezel, steen
Nu hij dan in zijn droomhuis woonde, al enige tijd, en het dagelijks leven zijn gang weer had gevonden op de nieuwe plek, was het grote klussen van de afgelopen maanden opeens één van de vele karweitjes geworden die hij zoal in zijn dag moest zien te proppen. Samen met de was, de afwas en de boodschappen. Het halen en brengen naar school. Het boterhammetjes smeren, appeltjes schillen, bekertjes melk en limonade. Koken. Opruimen en stofzuigen. Het helpen met huiswerk, het luisterend oor, het sussen van ruzie om niks. De boeken terug naar de bieb en de administratie. De vuilniszak naar buiten. De man kon er maar moeilijk aan wennen. Niet zelden gebeurde het dat hij met een moedeloze blik op de klok vaststelde dat het eigenlijk de moeite al niet meer loonde zijn werkkleren nog aan te trekken, zijn gereedschap bij elkaar te zoeken en het halve meubilair te verschuiven om aan de slag te gaan. Voor dat ene uurtje. Om daarna de hele zooi weer op te moeten ruimen, af te moeten stoffen en aan te moeten vegen zeker? En het er dus maar bij liet zitten. Wel werd hij de laatste tijd ook bezocht door het onrustig makend gevoel dat zijn verbouwing zo wel weer eens heel erg lang zou kunnen gaan duren.
 

 

©JosvanVenrooij