woensdag 25 juli
Liefst de ortolaan
In de tuin van het duitse vakantiehuis
hipte gedurig een vogeltje rond dat zijn aandacht trok. Het was een
zwart vogeltje dat sierlijk hoog op de poten stond. Groter dan een mus
maar te klein en te slank voor een merel. Het had daar ook niet de gele
snavel van trouwens, en de staart leek hem er te lang voor. Bovendien,
en dat was het waarschijnlijk dat de aandacht trok, de onderkant van de
staart was duidelijk rood. Vaak had de man zich voorgenomen dergelijke
waarnemingen thuis in een vogelboekje op te zoeken om de bijbehorende
naam in het vervolg te wéten. En in voorkomende gevallen achteloos uit
de mouw te kunnen schudden. Niet om te pochen, maar omdat het hem om één
of andere reden leuk leek zo iemand te zijn die dat wíst. Hoe de planten
en de dieren heetten. Regelmatig had hij om die reden ook bomenboekjes,
vogelgidsen en bloemen- en plantenwaaiers aangeschaft - een heel rijtje
op de boekenplank was het al - die hij op het moment dat hij ze
gebruiken kon echter nooit bij zich had. Net zo min als zijn verrekijker
trouwens. Of zijn botaniseertrommeltje. Eenmaal teruggekeerd van berm en
beemd werd de aandacht thuis dan al snel weer opgeëist door andere
zaken, als soep, drank en kindergezang, en raakte het waargenomen
vogeltje of bloempje, hoewel het hem weldegelijk oprecht interesseerde,
al gauw weer in de vergetelheid, waar het ook vandaan kwam. Toch
probeerde de man zijn telkens struikelende belangstelling op zijn
jongens over te brengen. Ongetwijfeld in een poging ook zichzelf wat dat
betreft eens in serieuze beweging te krijgen riep hij onderweg naar
school of supermarkt regelmatig iets over aalscholvers, scholeksters,
kieviten en valkjes - namen die hij inmiddels wel had opgeduikeld en
onthouden - en beloofde zijn jongens de nog naamloze soorten thuis op te
zoeken in één van de vele vogelboekjes. Wat er dus nooit van kwam. En
wat er bijvoorbeeld al toe geleid had dat zijn jongens hardnekkig het
zelfverzonnen, zeer pragmatische maar wat prozaïsche "bruinkopeend"
bleven zeggen tegen wat papa dan tegenwoordig wist dat het "smient"
heette. Maar met het vogeltje in de tuin van het duitse vakantiehuis zou
het misschien wel goed komen want zijn jongens hadden voor de vakantie
een vogel-, vlinder-, bloemen- en fossielenboek gekregen, voor op de
achterbank, en daar zou het vogeltje best eens in kunnen staan. Een
goede gelegenheid nu eindelijk eens de daad bij het woord te voegen.
Zijn oudste zoon rende al naar binnen om het boek te halen. Leergierig
bladerde hij in het rond, op zoek naar een zwart vogeltje met een rode
staart. Ook de man was benieuwd naar de juiste naam van het beestje en
ergens, waarom wist hij niet, hoopte hij dat het iets bijzonders zou
zijn. Zoiets als "ortolaan" bijvoorbeeld, dat leek hem wel wat. Dat
klonk mooi. En dan was hij voortaan iemand die wist hoe een ortolaan er
uit zag: zwart met een rode staart, kleiner dan een merel. Maar zijn nu
éindelijk eens doorzetten werd slechts zééér karig beloond met het
"zwarte roodstaart" dat zijn jongens dus zelf óók wel hadden kunnen
verzinnen! Maar goed, vergeten zou hij het niet snel.
dinsdag 17 juli
Auf Deutsch
Het vakantieadres in Duitsland
was een gedeelte van een groot, witgestuct huis met kleine, hermetisch
met rolluiken gesloten ramen waarachter zich een duits gezin
verschanste. Met daarbij ook een jongetje uit dezelfde
leeftijdscategorie als hun eigen jongens. Dus wie weet.. hadden de man
en zijn vrouw gedacht, konden die nog wel eens een middagje samen spelen
en konden zijzelf, zonder knagend schuldgevoel lekker lui in de zon
blijven zitten, met hun boek. Hun jongens zagen dat minder luchtig want
hoe kon je nou met elkaar spelen als je elkaar niet verstond? Maar,
hadden papa en mama geruststellend gezegd, dat zou allemaal vanzelf wel
goed komen. Al spelend. Moesten hun jongens maar eens opletten.
Vanmiddag had de man gedacht het ijs alvast een beetje te breken door
het jongetje uit te nodigen mee te doen met het spelletje dat hij met
zijn jongeste zoon aan het spelen was. En om zijn jongste te laten zien
dat je niet meteen bij het eerste het beste nein moest opgeven,
had hij een gesprekje met het jongetje aangeknoopt. Over zijn
kaninchen. Wie das Kaninchen den heisste? Vroeg de man. Waarop het
jongetje een snoezig klinkend woord met heel veel lettergrepen mompelde
waarvan de man dacht dat het dan zo'n beetje eindigde op füsschen,
maar waar hij eigenlijk, ook nadat het jongetje het nog eens had
herhaald, geen touw aan vast kon knopen. Zich maar al te bewust van de
afwachtende "mijn papa kan alles" blikken van zijn jongste zoon dacht de
man het slim aan te pakken door het jongetje dan maar eens te vragen
warum das Kaninchen so heisste? Maar van de anderhalve minuut
Hunsrücker Platt die daarop volgde kon papa al helemaal geen woord
thuisbrengen, moest hij zijn zoon later bekennen. Schaapachtig lachte de
man naar het jongetje. Ach so, trachtte hij zijn figuur nog te redden,
en vroeg nog maar eens of het jongetje nú dan mee wilde spelen. Zelfs
voor zijn zoon was het nein goed verstaanbaar. En de man had niet
het idee dat hij de gang van zaken erg had bespoedigd.
donderdag 5 juli
Zo slecht nog niet
Aan de andere kant, als hij zo in zijn
tuintje zit, in een waterig ochtendzonnetje, met een kopje koffie en een
boek, een windje door zijn haar, met af en toe een flard muziek uit zijn
eigen openstaande tuindeuren, de vogeltjes in de lucht, de eendjes in de
sloot.. dan is de man toch ook wel behoorlijk verzoend met het bestaan.
woensdag 4 juli
Ezel, steen
Nu hij dan in zijn droomhuis woonde,
al enige tijd, en het dagelijks leven zijn gang weer had gevonden op de
nieuwe plek, was het grote klussen van de afgelopen maanden opeens één
van de vele karweitjes geworden die hij zoal in zijn dag moest zien te
proppen. Samen met de was, de afwas en de boodschappen. Het halen en
brengen naar school. Het boterhammetjes smeren, appeltjes schillen,
bekertjes melk en limonade. Koken. Opruimen en stofzuigen. Het helpen
met huiswerk, het luisterend oor, het sussen van ruzie om niks. De
boeken terug naar de bieb en de administratie. De vuilniszak naar
buiten. De man kon er maar moeilijk aan wennen. Niet zelden gebeurde het
dat hij met een moedeloze blik op de klok vaststelde dat het eigenlijk
de moeite al niet meer loonde zijn werkkleren nog aan te trekken, zijn
gereedschap bij elkaar te zoeken en het halve meubilair te verschuiven
om aan de slag te gaan. Voor dat ene uurtje. Om daarna de hele zooi weer
op te moeten ruimen, af te moeten stoffen en aan te moeten vegen zeker?
En het er dus maar bij liet zitten. Wel werd hij de laatste tijd ook
bezocht door het onrustig makend gevoel dat zijn verbouwing zo wel weer
eens heel erg lang zou kunnen gaan duren.
©JosvanVenrooij