donderdag 15 februari
Secundair
Als huisman kun je maar beter niet
ziek worden. Er is al niemand bij wie je je ziek kunt melden, laat staan
dat je wordt doorbetaald, en onder de wol kruipen kan dan misschien nog
wel, maar lekker wordt dat zeker niet want je vrouw is geëmancipeerd dus
die moet werken en heeft geen tijd om jou een beetje te lopen
vertroetelen. En 's middags moet je er toch ook weer uit om de kinderen
van school te halen. Daarom was de man bijna nooit ziek. Alleen als het
niet anders kon. Zoals vandaag. En deze keer bofte hij dan eens want
zijn vrouw had toevallig zelfs twéé adv dagen, dus toen hij 's avonds
misselijk en rillend in bed kroop voelde hij zich weliswaar
hondsberoerd, hij verheugde zich ook op twee daagjes onverdunde liefde
en aandacht van zijn zorgzame vrouw. Maar nét voor hij de volgende
ochtend voor het eerst op klaaglijke toon om een kopje thee met honing
en een beschuitje kon smeken zag hij hoe zijn vrouw zich onsmakelijk
over een emmertje boog. Het was blijkbaar iets besmettelijks. Dus de
rest van de dag lag naast de zieke man zijn zieke vrouw in bed. En ieder
klaaglijk geluidje dat hij maakte werd slechts beantwoord met een nog
zíeliger geluidje van zijn vrouw. Als hij trek had in een beschuitje,
moest hij het zelf maar even gaan smeren.
woensdag 14 februari
Phoney valentine
Aan het begin van de nieuwe klusdag vond de man een witte envelop
zonder postzegel in de
brievenbus. Er stond geen adres op, alleen zijn naam. Die was dus persoonlijk bezorgd. Dat
had zijn vrouw waarschijnlijk gedaan, vanochtend vroeg op weg naar haar
werk, dacht de man nog even, min of meer vertederd. Hij vond het wel
iets voor haar. Maar al gauw zag hij dat het handschrift niet klopte.
Het was wel het handschrift van een vrouw, vond de man, maar niet dat
van de zijne. En het was toch echt zíjn naam die daar stond, niet die
van zijn zonen. Tjee, dat vond de man toch wel spannend. Terwijl hij
zich twintig jaar jonger afvroeg van wie dat wel kon zijn peuterde hij
de envelop bijna opgetogen open, meende daarbij zelfs vagelijk iets
geparfumeerds te ruiken maar dat zal de opgetogenheid wel geweest zijn,
of zijn eigen aftershave want wat hij daarna openvouwde bleek de
rekening te zijn van de timmerman, voor de trap, in het nieuwe huis. Die
hem trouwens alleszins meeviel. Dat dan weer wel.
dinsdag 13 februari
De loop der natuur
Op de terugweg van de jongens naar
school hoorde de man een enorm en ongebruikelijk kabaal in de struiken
naast het fietspad. Onstuimig geklapwiek, gedruis van wijkende, brekende
takjes en verontrustende kreten van wat de man nu zag dat het een klein
vogeltje in doodsnood was. Een meesje of een musje misschien, of een
spreeuw, dat zich door een roofvogel had laten verrassen. Het leek hem
te groot voor een valk, dus het was misschien een buizerd. Hoewel hij
daarvoor weer wat aan de kleine kant was. In elk geval, de roofvogel
voerde zijn luid kermende en krijsende prooi een eindje mee en streek
verderop in de bosjes neer. De man stopte zijn fiets, om te zien of hij
iets kon doen misschien, al wist hij niet zo goed wat. De roofvogel had
hem meteen in de gaten en hield zich muisstil, draaide alleen wat
argwanend zijn kop heen en weer. Ook de man stond stil en bewegingloos.
Besluiteloos ook. Oog in oog met de natuur. En het vreemde was, drong nu
opeens tot hem door, ook het kleine vogeltje, dat net nog zo gekermd
had, hield zich angstvallig stil, hoewel het nog leefde. Alsof het vond
dat de natuur nou eenmaal haar loop moest hebben. En dat hij zich daar
niet mee moest bemoeien. Dus uiteindelijk stapte de man dan maar weer op zijn
fiets. En had de natuur waarschijnlijk haar loop.
donderdag 8 februari
Beter dan
een verre vriend?
Vanmiddag had de man
zijn nieuwe buurman over de vloer gehad, die eens kwam kijken wat hij
allemaal aan het klussen was, al maandenlang. Trots leidde de man hem
rond door zijn project, zijn kunstwerk, zijn droomhuis. Hij toonde hem
de keuken, de afgetimmerde wanden, het versgeschilderd plafond.
Bewonderend liet de nieuwe buurman zijn blik rondgaan langs de
witgestucte muren, de in originele luister herstelde schuifseparatie en
de gerestaureerde plafondbalken. De nieuwe trap. Dat iedereen er
natuurlijk wel
eens van droomde de boel de boel te laten,
sprak de nieuwe buurman, om vervolgens iets te creëren. Iets móóis te maken,
iets groots.
Iets met zijn eigen handen. En dat dat voor de meesten bij
een droom bleef, maar dat de man het dus ook gewoon dééd.
Bewonderenswaardig, vond de nieuwe buurman dat. Zelf had de man het nog
nooit op die manier bekeken, zo romantisch-avontuurlijk. Maar vanaf nu
ging hij dat wél doen. En hij dacht dat hij het met de nieuwe buurman
ook wel zou kunnen vinden.
woensdag 7 februari
De bruinkop-eend
Vanaf het tijdelijk adres op het
platteland was het een klein kwartiertje fietsen naar de school van zijn
jongens, net als in de grote stad. En de eerste tien minuten daarvan
reden ze dan over smalle dijkjes tussen de weilanden door, langs
slootjes en boerderijen. In de grote stad waren schijtende honden en
kwijnende plantsoenen de enige natuur geweest die ze dat kwartier
tegenkwamen. Het platteland had ook op dit gebied aanzienlijk meer te
bieden. Koeien natuurlijk, en schapen. Maar ook waren ze aan het eind
van de zomer iedere dag een zwanengezin tegengekomen. In de herfst
hadden ze de vogeltrek op gang zien komen. Ze hadden een waterhoen
gezien dat stronteigenwijs tot diep in het najaar op een half gezonken
nest was blijven zitten. Buizerds en valkjes, die stil in de lucht
bleven hangen. En een tijdje terug hadden de man en zijn jongens een
weiland vol eenden gezien. Geen gewone eenden, maar een hun onbekende
soort. Bruine koppen hadden ze gehad en zijn jongste zoon noemde ze
daarom bruinkop-eenden. Mooi, vond hij ze. De man vond dat leuk om te
merken, wilde de belangstelling
voor de natuur graag voeden en aanwakkeren, en daarom beloofde hij
zijn jongens dat ze dezelfde middag nog, in het vogelboekje dat papa had, zouden
opzoeken hoe deze eenden écht heetten. Vanzelfsprekend was de man dat
die middag allang weer vergeten en wist hij vanmorgen, toen ze de eenden
opnieuw tegenkwamen, nog altijd niet hoe ze heetten. Dat ze dat nou
vanmiddag toch echt eens op moesten zoeken, suste hij zijn slechte
geweten. Maar dat hoefde niet hoor, kwam zijn jongste zoon hem tegemoet. Hij
hoefde niet per se te weten hoe die eenden heetten. Dat zou hij toch
maar weer vergeten. Bruinkop-eenden, dat was veel makkelijker. Ze hadden
toch een bruine kop? En dat was, moest de man toegeven, inderdaad wél zo
overzichtelijk.
©JosvanVenrooij