het bewijs
weblog van een huisvader
......................

 


uit het dagelijks archief:
oktober 2006
 





 

 

 

 

 

zaterdag 21 oktober
De draak en de wolven
Het was een dag waar hij vreselijk tegenop had gezien, de verhuizing van zijn atelier. Níet meer vanwege het afscheid nemen, want dat was nu wel achter de rug, maar om het vreselijke sjouwen zelf. Zeker vijf dagen was de man bezig geweest zijn onverkochte en bijna vergeten schilderijen, zijn nooit gereedgekomen kasten, bouwsels en halffabrikaten, zijn bonte en mettertijd wat uit de hand gelopen, onduidelijke verzameling gratis op straat gevonden materialen in handzame bundels en porties samen te binden, in zakken en dozen te proppen, en vandaag moest het alleen nog drie trappen af naar beneden gesjouwd worden, om naar het grootvuil dan wel het nieuwe huis te worden gereden. En was het maar te hopen dat dat twee keer in één keer in de bus paste allemaal. En heel eerlijk gezegd had hij ook wel wat opgezien tegen de hoon die hem ten deel zou vallen. De draak die zijn helpers met hem zouden steken. De mislukte kunstenaar, met zijn ouwe zooi. Maar het was eigenlijk een heel gezellige dag geworden. Hij had vrolijk meegelachen, met de wolven in het bos. Had er zelf zijn eigen grappen aan toegevoegd, en tegenover gesteld. En aan het eind van de dag, vrolijk verbroederd napratend rond de tafel, met afscheidscadeaux en blikjes bier, had de man, niet voor het eerst, beseft dat hij ook hier een hele groep leuke mensen achterliet, in de stad. Mensen die hem een warm hart toedroegen. Die het jammer vonden dat hij ging. En héél even weer, voelde hij de twijfel zich roeren. Of hij dit nou wel zomaar kon doen, allemaal.

woensdag 18 oktober
De wrede loop der natuur
Twee uurtjes, had de man vanochtend de tijd, vóór hij zich bij zijn jongste zoon in de klas weer als leesvader moest melden. Twee uurtjes. De man had er allerlei plannen voor en dat kon ook allemaal precies als hij nu maar metéén begon, en niet ging zitten dralen. De computer stond aan, de koffie was gezet, de man ging er goed voor zitten, ja, hij had er zelfs zin in. Net wilde hij daadkrachtig beginnen toen hij werd opgeschrikt door een vreemd en hard gekrijs. Een afschuwelijk geluid, er klonk duidelijk doodsnood in door. Het konijn, was zijn eerste gedachte. Het enig overgebleven konijn, gegrepen door een kat. Hun eigen kat, waarschijnlijk. En al had het geluid voor zijn idee niets konijnerigs, hij was toch ook teveel een stadsbewoner om het met zekerheid uit te sluiten. Wist hij veel wat voor geluid een konijn in doodsnood maakte? Hij wist niet eens wat voor geluid een konijn in normalen doen maakte. Uit het raam leunend zag hij het beest echter nog even onnozel als altijd zijn nachthok in en uit huppen en hoorde hij bovendien dat het gekrijs niet van buiten kwam, maar van binnen. Vanuit het trappenhuis. Hún trappenhuis. Daar had, zag hij toen hij de deur openrukte, de kat een spreeuw mee naar binnen gesleept. Een spreeuw in doodsnood maakte dus ook geluiden waar niks spreeuwerigs aan zat, wist de man nu wel meteen, en het hád dus evengoed het konijn kunnen zijn. Vond hij dus dat hij zich dáárvoor in elk geval niet meer hoefde schamen. Maar goed, nu was hij dan weer te weinig een plattelandsmens om de natuur zijn wrede loop te laten hebben, al was het maar omdat hij geen zin had straks overal stukjes dode spreeuw van af te moeten krabben en pulken en op te rapen, en zeker toen de kat van schrik zijn prooi had laten glippen en de spreeuw nog heel behoorlijk het trappenhuis rond bleek te kunnen vliegen, besloot de man dat het beestje gered moest worden. En zo kwam het dat de man vanochtend zeker een half uur met het oranje schepnetje van zijn zoon in het trappenhuis achter een spreeuw aan heeft gezeten, trapje op, trapje af sluipend. Achter, onder, tussen en over alle dozen, tassen en pakken die daar zolang staan opgeslagen heen kruipend en klauterend. Een dankjewel kon er niet af toen hij de spreeuw van het balkon uiteindelijk de vrijheid teruggaf. Die wist niet hoe snel hij zich uit de gehavende wieken moest maken. Zijn twee uurtjes waren er anders wel behoorlijk mee opgeschoten.

dinsdag 17 oktober
Opnieuw gestart
Daar stonden de man en zijn jongens vanmiddag, in hun werkkleren, in het nieuwe droomhuis. Het opwindend en wonderbaarlijk gevolg van de maanden geleden genomen beslissing de stad te verlaten en op het platteland opnieuw te beginnen. En terwijl zijn jongens zich vol overgave op het behang stortten, met hun nieuwe plamuurmessen, trok de man nieuwsgierig stukken hardboard en zachtboard van deuren en wanden om te zien wat er achter vandaan kwam, aan paneeltjes en authentieke details. Dat viel hem zeker niet tegen. Al zag hij wel dat hij óók wat verf krabben, schuren en plamuren betreft weer helemaal van voren af aan was begonnen.

maandag 16 oktober
Droomboot
Omdat ze met het winnende bod op hun droomhuis voor de zekerheid nogal aan de hoge kant hadden gezeten, hoger in elk geval dan ze aanvankelijk van plan waren geweest ooit te gaan bieden, hadden de man en zijn vrouw het bootje dat achter het huis in de sloot had gelegen bij de bezichtigingen, er gratis bijgekregen van de verkopers, die dát aanvankelijk weer niet van plan waren geweest. In die trant doorredenerend kwam het er dan wel op neer dat ze vijfduizend euro voor het bootje hadden betaald, maar daar kraaide vandaag, de dag van de sleuteloverdracht, geen haan meer naar. Zeker zijn oudste zoon niet, die ál die weken dat de man en zijn vrouw maar niet uitgepraat raakten over het nieuwe huis, tegen vrienden en kennissen, met glunderend opgeheven vingertje trouw het bootje aan de lange lijst van pluspunten toevoegde. Díe zat dan ook al lang en breed met ongeduldig smekende ogen op de steiger achter het huis op papa te wachten, toen de rest van het gezin nog uitgebreid kirrend en kraaiend door de nieuwe kamers en kamertjes dwaalde. Díe had gratis een huisje bij zijn boot gekregen. En zijn vaders vrolijke aftellen van de afgelopen dagen, als ze langs het water naar de supermarkt fietsten: nog zes, vijf, vier, drie, twee, één nachtje slapen en dan kunnen we hier met het bootje varen, had hij weldegelijk letterlijk genomen. Gelukkig was het prachtig weer. Maar anders was het óók een prachtig tochtje geworden.

vrijdag 13 oktober
Borst vooruit
Omdat zijn vrouw vandaag een dagje vrij was, er voor verschillende jarige familie- en gezinsleden een kadootje gekocht moest worden en hij zelf eigenlijk wel wat nieuwe kleren kon gebruiken, hadden de man en zijn vrouw besloten naar de stad te gaan en er een gezellig ochtendje samen van te maken. Wat door het oude centrum te slenteren, ouderwets en kinderloos gearmd, een beetje kijken, keutelen en keuvelen. En winkelen natuurlijk. Toeristisch flierefluiten, het was waarachtig nog terrasjesweer ook. Vol verwachting fietste de man naar het station, waar zijn vrouw hem op zou wachten. Daar kwam zij hem echter halverwege al tegemoet gereden, onderweg terug naar huis. Want, vertelde zij hem lachend, zij was nog iets vergeten. Of hij dat vanochtend dan niet gezien had? Haar borst! Zij was haar borst vergeten! Die ging zij dus nog even halen. Op zijn gemakje weer verder fietsend bedacht de man hoe vreemd het toch allemaal was. Hoe ze krap anderhalf jaar later hun dag al niet eens meer lieten verpesten door een in de haast vergeten borst. Hoe dat eerder nog bíjdroeg aan de uitgelaten stemming. En de man was weer eens erg trots op zijn vrouw. Op haar ongebroken, veerkrachtige levenslust. En, nou ja, vooruit dan maar, hij was óók een beetje trots op zichzelf.

maandag 9 oktober
Afscheid
De afgelopen weekeinden was de man bezig geweest zijn atelier te ontruimen. Een laatste losmaken van de stad waarin hij zijn hele leven gewoond had. En van alle dingen die hij moest achterlaten was dit, zo bleek, één van de moeilijksten. Al kwam hij er soms lange tijd niet, dertien jaar lang was dit zijn eigen terrein geweest, zíjn plek op de wereld, zijn toevluchtsoord. Zijn opslagplaats ook. Hier lagen zijn plannen, zijn ideeën, zijn dromen. En de materialen om ze mee te verwezenlijken. Hier ook lag zijn verleden. Bij alles wat de man de afgelopen jaren gedaan had, zijn successen en mislukkingen, had zijn atelier een centrale rol gespeeld. Hij had er getekend, geschilderd, geschreven, met zijn kinderen geknutseld. Kasten en meubels getimmerd. Hij had er de decors voor zijn kindertheater uitgedokterd en gebouwd, zijn voorstellingen bedacht en gerepeteerd. Hij had er vrienden gemaakt en verloren. Hij had er nachtenlang gezopen en geouwehoerd. En nu had hij van alles wat er lag of stond, van alles wat hij al die tijd bewaard had voor het één of ander, moeten beslissen of hij het weg zou gooien of niet. En met alles wat hij weggooide, in stukken gezaagd en gebundeld, in vuilniszakken gepropt, deed hij afstand van een plan, een idee, een droom. En hij wíst wel dat het soms goed was het oude weg te doen, om plaats te maken voor het nieuwe, het voelde toch alsof hij zichzelf in stukken stond te zagen, te bundelen en in vuilniszakken te proppen. En het stemde hem verdrietig.

 

 

©2006JosvanVenrooij