zaterdag 21 oktober
De draak en de wolven
Het was een dag waar hij vreselijk
tegenop had gezien, de verhuizing van zijn atelier. Níet meer vanwege
het afscheid nemen, want dat was nu wel achter de rug, maar om het
vreselijke sjouwen zelf. Zeker vijf dagen was de man bezig geweest zijn
onverkochte en bijna vergeten schilderijen, zijn nooit gereedgekomen
kasten, bouwsels en halffabrikaten, zijn bonte en mettertijd wat uit de
hand gelopen, onduidelijke verzameling gratis op straat gevonden
materialen in handzame bundels en porties samen te binden, in zakken en
dozen te proppen, en vandaag moest het alleen nog drie trappen af naar
beneden gesjouwd worden, om naar het grootvuil dan wel het nieuwe huis
te worden gereden. En was het maar te hopen dat dat twee keer in één
keer in de bus paste allemaal. En heel eerlijk gezegd had hij ook wel
wat opgezien tegen de hoon die hem ten deel zou vallen. De draak die
zijn helpers met hem zouden steken. De mislukte kunstenaar, met zijn
ouwe zooi. Maar het was eigenlijk een heel gezellige dag geworden. Hij
had vrolijk meegelachen, met de wolven in het bos. Had er zelf zijn
eigen grappen aan toegevoegd, en tegenover gesteld. En aan het eind van
de dag, vrolijk verbroederd napratend rond de tafel, met
afscheidscadeaux en blikjes bier, had de man, niet voor het eerst,
beseft dat hij ook hier een hele groep leuke mensen achterliet, in de
stad. Mensen die hem een warm hart toedroegen. Die het jammer vonden dat
hij ging. En héél even weer, voelde hij de twijfel zich roeren. Of hij
dit nou wel zomaar kon doen, allemaal.
woensdag 18 oktober
De wrede loop der
natuur
Twee uurtjes, had de man vanochtend de
tijd, vóór hij zich bij zijn jongste zoon in de klas weer als leesvader
moest melden. Twee uurtjes. De man had er allerlei plannen voor en dat
kon ook allemaal precies als hij nu maar metéén begon, en niet ging
zitten dralen. De computer stond aan, de koffie was gezet, de man ging
er goed voor zitten, ja, hij had er zelfs zin in. Net wilde hij
daadkrachtig beginnen toen hij werd opgeschrikt door een vreemd en hard
gekrijs. Een afschuwelijk geluid, er klonk duidelijk doodsnood in door.
Het konijn, was zijn eerste gedachte. Het enig overgebleven konijn,
gegrepen door een kat. Hun eigen kat, waarschijnlijk. En al had het
geluid voor zijn idee niets konijnerigs, hij was toch ook teveel een
stadsbewoner om het met zekerheid uit te sluiten. Wist hij veel wat voor
geluid een konijn in doodsnood maakte? Hij wist niet eens wat voor
geluid een konijn in normalen doen maakte. Uit het raam leunend zag hij
het beest echter nog even onnozel als altijd zijn nachthok in en uit
huppen en hoorde hij bovendien dat het gekrijs niet van buiten kwam,
maar van binnen. Vanuit het trappenhuis. Hún trappenhuis. Daar had, zag
hij toen hij de deur openrukte, de kat een spreeuw mee naar binnen
gesleept. Een spreeuw in doodsnood maakte dus ook geluiden waar niks
spreeuwerigs aan zat, wist de man nu wel meteen, en het hád dus evengoed
het konijn kunnen zijn. Vond hij dus dat hij zich dáárvoor in elk geval
niet meer hoefde schamen. Maar goed, nu was hij dan weer te weinig een
plattelandsmens om de natuur zijn wrede loop te laten hebben, al was het
maar omdat hij geen zin had straks overal stukjes dode spreeuw van af te
moeten krabben en pulken en op te rapen, en zeker toen de kat van schrik
zijn prooi had laten glippen en de spreeuw nog heel behoorlijk het
trappenhuis rond bleek te kunnen vliegen, besloot de man dat het beestje
gered moest worden. En zo kwam het dat de man vanochtend zeker een half
uur met het oranje schepnetje van zijn zoon in het trappenhuis achter
een spreeuw aan heeft gezeten, trapje op, trapje af sluipend. Achter,
onder, tussen en over alle dozen, tassen en pakken die daar zolang staan
opgeslagen heen kruipend en klauterend. Een dankjewel kon er niet af
toen hij de spreeuw van het balkon uiteindelijk de vrijheid teruggaf. Die wist niet
hoe snel hij zich uit de gehavende wieken moest maken. Zijn twee uurtjes
waren er anders wel behoorlijk mee opgeschoten.
dinsdag 17 oktober
Opnieuw gestart
Daar stonden de man en zijn jongens
vanmiddag, in hun werkkleren, in het nieuwe droomhuis. Het opwindend en
wonderbaarlijk gevolg van de maanden geleden genomen beslissing de stad
te verlaten en op het platteland opnieuw te beginnen. En terwijl zijn
jongens zich vol overgave op het behang stortten, met hun nieuwe
plamuurmessen, trok de man nieuwsgierig stukken hardboard en zachtboard
van deuren en wanden om te zien wat er achter vandaan kwam, aan
paneeltjes en authentieke details. Dat viel hem zeker niet tegen. Al zag
hij wel dat hij óók wat verf krabben, schuren en plamuren betreft weer
helemaal van voren af aan was begonnen.
maandag 16 oktober
Droomboot
Omdat ze met het winnende bod op hun
droomhuis voor de zekerheid nogal aan de hoge kant hadden gezeten, hoger
in elk geval dan ze aanvankelijk van plan waren geweest ooit te gaan
bieden, hadden de man en zijn vrouw het bootje dat achter het huis in de
sloot had gelegen bij de bezichtigingen, er gratis bijgekregen van de
verkopers, die dát aanvankelijk weer niet van plan waren geweest. In die
trant doorredenerend kwam het er dan wel op neer dat ze vijfduizend euro
voor het bootje hadden betaald, maar daar kraaide vandaag, de dag van de
sleuteloverdracht, geen haan meer naar. Zeker zijn oudste zoon niet, die
ál die weken dat de man en zijn vrouw maar niet uitgepraat raakten over
het nieuwe huis, tegen vrienden en kennissen, met glunderend opgeheven
vingertje trouw het bootje aan de lange lijst van pluspunten toevoegde.
Díe zat dan ook al lang en breed met ongeduldig smekende ogen op de
steiger achter het huis op papa te wachten, toen de rest van het
gezin nog uitgebreid kirrend en kraaiend door de nieuwe kamers en kamertjes
dwaalde. Díe had gratis een huisje bij zijn boot gekregen. En zijn
vaders vrolijke aftellen van de afgelopen dagen, als ze langs het water
naar de supermarkt fietsten: nog zes, vijf, vier, drie, twee, één
nachtje slapen en dan kunnen we hier met het bootje varen, had hij
weldegelijk letterlijk genomen. Gelukkig was het prachtig weer. Maar
anders was het óók een prachtig tochtje geworden.
vrijdag 13 oktober
Borst vooruit
Omdat zijn vrouw vandaag een
dagje vrij was, er voor verschillende jarige familie- en gezinsleden een
kadootje gekocht moest worden en hij zelf eigenlijk wel wat nieuwe
kleren kon gebruiken, hadden de man en zijn vrouw besloten naar de stad
te gaan en er een gezellig ochtendje samen van te maken. Wat door het
oude centrum te slenteren, ouderwets en kinderloos gearmd, een beetje
kijken, keutelen en keuvelen. En winkelen natuurlijk. Toeristisch flierefluiten,
het was waarachtig nog terrasjesweer ook. Vol verwachting fietste de man
naar het station, waar zijn vrouw hem op zou wachten. Daar kwam zij hem
echter halverwege al tegemoet gereden, onderweg terug naar huis. Want,
vertelde zij hem lachend, zij was nog iets vergeten. Of hij dat
vanochtend dan niet gezien had? Haar borst! Zij was haar borst vergeten!
Die ging zij dus nog even halen. Op zijn gemakje weer verder fietsend
bedacht de man hoe vreemd het toch allemaal was. Hoe ze krap anderhalf
jaar later hun dag al niet eens meer lieten verpesten door een in de
haast vergeten borst. Hoe dat eerder nog bíjdroeg aan de uitgelaten
stemming. En de man was weer eens erg trots op zijn vrouw. Op haar
ongebroken, veerkrachtige
levenslust. En, nou ja, vooruit dan maar, hij was óók een beetje trots op
zichzelf.
maandag 9 oktober
Afscheid
De afgelopen weekeinden was de man
bezig geweest zijn atelier te ontruimen. Een laatste losmaken van de
stad waarin hij zijn hele leven gewoond had. En van alle dingen die hij
moest achterlaten was dit, zo bleek, één van de moeilijksten. Al kwam
hij er soms lange tijd niet, dertien jaar lang was dit zijn eigen
terrein geweest, zíjn plek op de wereld, zijn toevluchtsoord. Zijn
opslagplaats ook. Hier lagen zijn plannen, zijn ideeën, zijn dromen. En
de materialen om ze mee te verwezenlijken. Hier ook lag zijn verleden.
Bij alles wat de man de afgelopen jaren gedaan had, zijn successen en
mislukkingen, had zijn atelier een centrale rol gespeeld. Hij had er
getekend, geschilderd, geschreven, met zijn kinderen geknutseld. Kasten en meubels
getimmerd. Hij had er de decors voor zijn kindertheater uitgedokterd en
gebouwd, zijn voorstellingen bedacht en gerepeteerd. Hij had er vrienden
gemaakt en verloren. Hij had er nachtenlang gezopen en geouwehoerd. En
nu had hij van alles wat er lag of stond, van alles wat hij al die tijd
bewaard had voor het één of ander, moeten beslissen of hij het weg zou
gooien of niet. En met alles wat hij weggooide, in stukken gezaagd en
gebundeld, in vuilniszakken gepropt, deed hij afstand van een plan, een
idee, een droom. En hij wíst wel dat het soms goed was het oude weg te
doen, om plaats te maken voor het nieuwe, het voelde toch alsof hij
zichzelf in stukken stond te zagen, te bundelen en in vuilniszakken te
proppen. En het stemde hem verdrietig.
©2006JosvanVenrooij