vrijdag 30 juni
Eenvoudige badkamer
Met een halfslachtig gebaar hief de
makelaar zijn camera, liet hem weer zakken, aarzelde nog even maar nam
dan uiteindelijk toch een foto. Echt een verkoopargument was het dan wel
niet, verzuchtte hij schouderophalend, maar ja.. Hij had het over de
badkamer. In een flits zag de man de verbouwing van zijn badkamer aan
zijn geestesoog voorbijtrekken. Als een versneld afgespeelde film. De
enorme hoeveelheden verpuft stucwerk die hij nog van de muren van dat
kleine kamertje geslagen had, de trap af naar beneden gedragen. De
eindeloze uren dat hij op pijnlijke knieën en oncomfortabel ingepakt in
oordoppen en stofmasker bikkelharde tegels had zitten snijden, met een
oorverdovende slijptol, tot hij door zijn rug ging. Hoe hij het plafond
had gerepareerd, de muren had afgewerkt en betegeld. Het gevecht met de
mengkraan. Nog steeds, drie jaar later, vond de man het iedere dag een
feest om er te douchen. Maar ja. Dat was ook al geen verkoopargument,
natuurlijk.
dinsdag 27 juni
Watje
De man zat toch vreemd in elkaar. Twee
makelaars had hij aan tafel gehad, om voor hem zijn huis te verkopen.
Tweemaal op de minuut af een uur zo'n beetje dezelfde praatjes,
hetzelfde soort man in hetzelfde soort pak met hetzelfde in de
aanbieding. De één een stuk duurder dan de ander. Dat werd dus de ander,
de één werd afgebeld. En nu voelde de man zich daarover een beetje
schuldig. Was hij bang iemand gekwetst te hebben. De man ging een zware
tijd tegemoet, dat was duidelijk.
vrijdag 23 juni
Eenvoudige keuken
Hij was een tikkeltje nerveus voor het
vrijblijvend eerste bezoek van de makelaar. Die zou daarbij namelijk ook
zijn advies uitbrengen over de vraagprijs voor hun huis, dat nu dus
opeens verkocht moest gaan worden. Vooral die vraagprijs zat de man een
beetje dwars. Jarenlang had hij geklust en geknutseld aan zijn huis,
gepriegeld en gemierd, tot aan de kleinste originele details, en vandaag
werd daar door een makelaar een vraagprijs voor berekend. Welke indruk
zou zijn pronkstuk maken? vroeg de man zich af. Zijn zelfverzonnen vaste
kasten, van sloophout en gevonden deuren, gewaagd in de ruimte
geplaatst? Zijn neo-authentieke schouwen en profiellijsten? Zijn quasi
originele glas in lood? Bliepend liep de makelaar door het huis.
Van ieder vertrek werd nauwkeurig elektronisch de oppervlakte berekend.
Een eenvoudige keuken, werd genoteerd. En een minimale badkamer. De
liefde waarmee de man zijn kunstwerk had gemaakt, bleef onopgemerkt. De
na lang zoeken gevonden antieke wastafel met de daar speciaal bij
uitgezochte hypermoderne kranen werden geen van allen gezien. De
schuifdeuren met glas in lood werden niet opengetrokken. De in oude
luister herstelde plafonds, zijn armeluis-marmeren schoorsteen, al zijn
stijlvolle toevoegingen aan het huis bleven onbesproken. En al had hij
het natuurlijk allemaal niet voor de makelaar zijn blieper gedaan, en al
was het bedrag waar de makelaar al piepend en bliepend op uitkwam wel
ongeveer het bedrag dat de man zelf ook in zijn hoofd had, hij bleef
toch met een kater zitten.
dinsdag 20 juni
Het begin van het
einde
Aan allerlei mensen had de man het
vandaag verteld, van de nieuwe start die hij ging maken, met zijn gezin,
ergens buiten de stad. Aan vrienden en bekenden, buurtgenoten. Aan de
meesters en de juffen op de school van zijn jongens, aan de ouders van
hun vriendjes. De leden van zijn nieuwe bandje, mensen van zijn koor.
Voor sommigen was het nieuw, een complete verrassing, anderen wisten er
al wel wat van, maar níemand vond het leuk om te horen. Ja, leuk voor de
man en zijn vrouw, dat wel, maar niet voor zichzelf. En het was niet dat
hij dat eerder níet had gedaan, maar opeens realiseerde de man zich dat
je dus niet iets nieuws kon beginnen, zonder iets anders af te sluiten.
Dat je niet ergens kon vertrekken zonder ook de goede dingen achter te
laten. Dus daar zat hij weer, met de bekende gemengde gevoelens.
maandag 19 juni
Stap twee
Jubelend kwam zijn vrouw hem achterna
gefietst, met de jongens op sleeptouw, terwijl die eigenlijk hun pyama's
al aan hadden gehad toen de man van huis vertrok naar zijn wekelijkse
zangavond, dus die jubelden ook. Met overslaande stem over haar woorden
struikelend riep ze hem tegemoet dat ze toen hij nét weg was gebeld werd
en dat ze een nieuwe báán had. Dé nieuwe baan. Die hen in staat zou
stellen de stad uit te verhuizen en ergens buiten het nieuwe leven te
beginnen dat ze van plan waren te beginnen. Dat ze zéker van plan waren
te beginnen sinds ze van het leven zelf begrepen hadden dat je de dingen
niet uit moest stellen, als je ze wilde, maar doen. Vóór het te laat
was. En nu was het dus zover. Opeens. Want na een paar vergeefse
sollicitaties en de zomervakantie in zicht hadden de man en zijn vrouw
zich juist verzoend met het idee er dan nog maar een jaartje het beste
van te maken in de stad. En het zou er wel bijhoren misschien, maar ze
zaten elkaar al de hele avond wat wezenloos op te sommen wat ze nu
plotseling allemaal voor het láátst gingen doen, de komende weken. Wat
ze zelfs, zonder het te weten, al voor het laatst gedáán hadden. En de
vreugde mengde zich voorzichtig met een vleugje spijt. En een scheutje
angst voor wat komen ging.
dinsdag 13 juni
Is eerlijk
Zijn zonen hadden een geheel
nieuwe manier om elkaar, wanneer het zo uitkwam, in korte tijd tot het
uiterste te drijven. Op één of andere manier hadden ze daar af en toe
blijkbaar nogal veel behoefte aan, elkaar tot het uiterste drijven. Zijn
oudste zoon had het uitgevonden en was zodoende een tijdlang de enige
die het nieuwe middel, met steeds hetzelfde succes, inzette. Midden in
een spel, dat tot dan toe vol overgave leek te worden gespeeld en
waarvoor ook meestal ál het speelgoed uit de kast en over de vloer was
gehaald, inclusief de verkleedkist met alle zwaarden en hoeden en helmen
en petten, kon hij opstaan, zonder iets te zeggen naar de kamer sluipen
om daar op de bank uitgebreid en allengs demonstratiever een stripboek
te gaan zitten lezen. Tot grote woede van zijn broer uiteraard, die
steeds meende net lekker aan het spelen te zijn en nu, gehuld in een
rode cape met gouden kwasten, een indianentooi, een politiepet of een
romeinenhelm op het hoofd, het zwaard nog in de hand, luidkeels verhaal
kwam halen. Op hoge poten in piratenlaarzen kwam éisen dat er verder
gespeeld werd. Omdat het niet éérlijk was. Een explosieve situatie waar
de oudste graag zijn lucifer in mocht gooien door zo blasé als hij maar
kon te stellen dat hij natuurlijk héus wel een boekje mocht lezen, als
hij daar zin in had. Waarna het op een brullen en een schreeuwen werd
gezet, papa er nog met stemverheffing doorheen begon op te voeden en er
met twee of drie kwaaie koppen voorlopig geen kans was op hervatting van
de net nog zo lieve vrede. Laatst had de jongste dan waarschijnlijk een
keer bedacht dat híj dat natuurlijk óók kon. Dat hij het in elk geval
wel eens kon probéren. Dus daar zat hij, in zijn eigen hoekje van de
bank, met een stripboek op schoot, net te doen of hij las en te wachten
op wat hij zeker wist dat komen ging. En toen het hem niet snel genoeg
ging, zijn broer zeker niks in de gaten had en zonder hem te missen
gewoon door bleef spelen in het kamertje, van vroemm! en doesjsj! en
poechch! besloot hij de gang van zaken wat te bespoedigen. Moet je eens
naar de kamer komen, riep hij, de wraakzuchtige voorpret droop er vanaf.
Moet je eens kijken wat ik aan het doen ben. Met het gewenste resultaat
inderdaad. Dus sindsdien doen ze dat om de beurt zo. Eerlijk is eerlijk,
tenslotte.
Dat wordt nog wat
Kom 'ns hier, riep papa zijn jongste
zoon van de andere kant van de tuin naar zich toe. De jongste zoon liep
zich namelijk een beetje te vervelen en aan de toon van zijn oudste
zoon, die aan de andere kant van de tuin wél druk en ingespannen ergens
mee bezig was, méénde papa te horen dat hij die maar meteen een beetje
mééverveelde. In de hoop waarschijnlijk op een grote mond en misschien
zelfs een klap of een schop en een beetje leven in de brouwerij. Om de
verveling te verdrijven. Een veel en met succes toegepaste tactiek waar
papa maar direct een stokje voor wilde steken want hij had geen zin in
gekrakeel, op deze warme middag. Dáár kwam zijn jongste zoon al aan, het
gezicht zo verbaasd en onschuldig mogelijk. Onverwacht kreeg hij echter
rugdekking van zijn broer. Hij dééd niks hoor, papa, pleitte die hem
vrij, op achteloze toon, en zonder zijn werk te onderbreken. Hij dééd
niks. Zijn jongste zoon probeerde hem nog blanco afwachtend aan te
blijven kijken, maar papa zág dat dit nog maar het begin was.
zaterdag 10 juni
Moederdag
Het was een aandoenlijk begin van de
dag. Zijn jongens die het plan opvatten ontbijt op bed te maken, voor
papa en mama. Duidelijk hoorbaar werd het brood uit de kast gehaald, de
jam, de pindakaas. Boter uit de koelkast. Twee stoelen werden naar de
keuken gesjouwd, om beter bij het aanrecht te kunnen. En hoewel papa
zich er alweer de vreselijkste dingen bij voor kon stellen, besloot hij
dat zijn jongens deze kans nou maar eens moesten hebben. Dan werd het
desnoods maar een kleefboel. En hij kroop nog even lekker tegen mama
aan. Maar toen ze al even duidelijk hoorbaar aanstalten maakten om water
te gaan koken voor een lekker kopje thee dacht papa natuurlijk weer als
éérste dat het dan misschien toch maar verstandiger was nu zo'n beetje
quasitoevallig en nepgeeuwend de slaapkamer uit te komen stommelen - gut
jongens wat zijn júllie nou aan het doen? En oh, wat líef van jullie! -
om de boel een beetje in goede banen te leiden. En zodoende had
vanochtend alleen mama ontbijt op bed.
vrijdag 9 juni
Wat is daar 't nut
van?
Maandenlang had de man elke week een
avond serieus en toegewijd gerepeteerd, met de andere mannen. Gezocht
naar de vorm, de juiste toon, een goede klank. Zijn teksten uit het
hoofd. Een oppas voor de jongens. Hij had nog een mooi nieuw liedje
geschreven, een script, wat grappige dialoogjes. Hij had een optreden
georganiseerd, een hele zaal publiek, rekwisieten verzameld. Een hele
dag had hij in de zenuwen gezeten vandaag, als een kip zonder kop het
huis op en neer, op het laatste moment zijn overhemd gestreken, zijn kin
geschoren en zich vol overgave het podium opgestort. Met zíjn liedjes.
En met applaus weer naar huis. Lachende gezichten in de zaal,
complimenten achteraf. Weer éven dat opgewonden gevoel. En nu zat hij
zich thuis wat sombertjes af te vragen waar het nou eigenlijk allemaal
góed voor was geweest. Wat het voor zín had gehad, allemaal. En ja, daar
had de man een punt natuurlijk. Want als hij dat zélf niet wist, ja..
dan hád het misschien ook inderdaad wel helemaal geen zin gehad.
donderdag 8 juni
Tante Elsemiek
Elke donderdagmiddag dat zijn jongens
zwemles hadden, was er ook een klein gezelschap van bejaarde dames, dat
de andere helft van het zwembadje gebruikte. Het was een tamelijk
deftig, wisselend gezelschap van dames, maar één dame was er altijd.
Recht onder zijn neus zwom ze haar langzame baantjes op en neer. Twee
baantjes buik, twee baantjes rug en weer terug. Met boze ogen in een
chagrijnig gezicht dat haarloos omsloten werd door een niet helemaal wit
meer en zeer ouderwetse, iets te grote, zo'n bobbelige badmuts. Een
afschuwelijk mens, vond de man het. Bij elke slag die ze maakte liet ze
haar ontevreden mond vol water lopen dat ze bij de volgende slag met een
krachteloos straaltje sproeiend en sputterend weer uitspoog. Een
vreselijk geluid, waar de man zich niet voor af kon sluiten. En een
vreselijk gezicht, want hij móest er wel naar kijken, om zichzelf te
kwellen, zoals dat gaat met die dingen. Zijn flesje water smaakte hem
ook al niet meer.
De zinksprong
Al een paar weken ging zijn jongste
zoon met enig bravoure óók naar zwemles, net als zijn grote broer. Maar
vanmiddag stond hij dan opeens te huilen van ik wil niet en ik durf
niet. Met een kom op niet aanstellen en een haastige kus als troost had
papa te laat in te gaten dat de kinderen aan de overkant de 'zinksprong'
moesten oefenen van de meester: als een potlood het water in en zo lang
mogelijk op de bodem blijven, en dat zijn zoon natuurlijk bang was dat
hij dat óók moest doen. Gelukkig zag de meester dat wel. Maar evengoed
óók onuitstaanbaar, want papa voelde
zich maar weer eens een slechte vader.
woensdag 7 juni
..die heeft wat
Met zijn jongens beheerde de man een
verzameling van dingen uit de natuur. Een jaar geleden was dat per
ongeluk begonnen met een paar piepkleine botjes uit een uilebal, een
slakkenhuisje en een mooie steen, maar inmiddels was het uitgegroeid tot
een vrij ongeorganiseerde hoeveelheid doosjes, zakjes en bakjes met
schelpen en schelpjes, eikels, kastanjes en denneappels, fossielen en
paddestoelen, maar ook de schedel van een hertje, de meest uiteenlopende
botjes, kaakjes en kiezen, een paar verdroogde kikkertjes, een roestig
hoefijzer, dooie vlinders en hommels en alles wat zijn zonen en de man
zelf bij het wandelen door bos en duin, langs berm en beemd, verder nog
de moeite waard vonden om op te rapen en mee te slepen. Mannen hebben
een hobby nodig. En soms hoefden
ze er de deur niet eens voor uit. Dan kwam de natuur het zelf brengen.
Zo had de kat een tijdje geleden een vogeltje gevangen waarvan hij de
restanten, zoals katten dat dan deden, op de deurmat had gelegd. Er was
niet veel van over, alleen wat losse onderdelen. Een pootje, een klein
stukje vleugeltje en een bloederig klompje rompje. Met onbevreesd
enthousiasme had zijn oudste zoon het pootje en het vleugeltje
opgeraapt: voor de verzameling. Het had eerst wel een tijdje op het
balkon gelegen, voor de zekerheid, maar van de week had hij er dan flink
mee gescoord in de klas, waar de juf er zelfs een microscoop bij gehaald
had om het pootje extra goed te kunnen bekijken. Dus toen er vanmiddag
wéér een dood vogeltje in het portiek lag, een koolmeesje deze keer, met
prachtige blauwe pootjes, wíst zijn zoon het wel. Twéé pootjes. En twee
héle vleugeltjes. Een buitenkansje. Er was maar één probleempje,
tenminste, dat vond papa: het zat allemaal nog aan het vogeltje vast. En
papa kon zich wel heel goed voorstellen dat zijn zoon zich deze kans
niet wilde laten ontnemen, hij vond het zelf ook heus wel een mooie
aanwinst voor de verzameling, maar hij zag zichzelf nog niet zo één twee
drie die vleugeltjes van dat vogeltje trekken. Laat staan de pootjes, al
waren ze nog zo mooi blauw. Hij was al jaren geen vegetariër meer, dat
ging hem toch te ver. Zijn zoon zag het pragmatischer. Die had de
keukenschaar al gehaald en onder het goedkeurend oog van zijn broer, die
het later luidkeels beweerde ook gerust gedurfd te hebben, en
het trots doch gruwend oog van zijn vader, die er eigenlijk al
stilletjes tegenop zag het vogeltje straks op te moeten ruimen, knipte hij vastberaden de
begeerde onderdelen van het lijkje af. Dus die liggen nu op het balkon.
Voor de zekerheid. En voor de verzameling.
donderdag 1 juni
Armoe
Op de één of andere manier breng ik
dat half uurtje zwemles altijd bellend door, zei de vader naast hem, die
inderdaad nog vóór zijn dochter haar zwembroek goed en wel áán had was
begonnen met bellen, en er niet meer mee was opgehouden tot ze druipend
en al weer voor hem stond. Hij zei het met zo'n
mannen-onder-elkaar-lachje van verstandhouding, waaruit waarschijnlijk
moest blijken dat hij dacht dat papa zich dat wel kon voorstellen. Maar
papa kon zich er helemaal niets bij voorstellen. Papa belde thuis wel,
als er wat te bellen viel. Nú zat hij bij de zwemles van zijn kinderen.
Om naar ze te zwaaien als ze papa riepen, en zijn duim op te
steken als ze iets knaps en moeilijks deden. Om trots op ze te zijn en te genieten van
hun stoere onbeholpen pogingen tot duiken. En dat had die stakker naast hem ook beter kunnen doen, vond
papa.
©2006JosvanVenrooij